Ik heb veel reacties gehad op mijn column van vorige week over dat noodrantsoen dat je in huis moet hebben voor als het er op aan komt. Ik moest daar niet zo de draak mee steken. Want stel dat je het nodig hebt, dan zou ik wel anders piepen…
Nou… daar wil ik toch ook wel even graag op in aan. Ik vind een noodrantsoen een soort van organisatorisch falen. Je probeert aan de achterkant te redden wat er te redden valt, terwijl ik veel liever aan de voorkant probeer op te lossen.
In coronatijd moesten we allemaal uit nood achter slot en grendel, maar feitelijk was die ziekte vooral dodelijk voor ziek, zwak en misselijk. Als ik op een zaterdagmiddag door een winkelstraat loop, bij de kassa in winkelwagentjes kijk, mijzelf in een voetbalstadion begeef, dan bekruipt me toch echt het gevoel dat heel veel IC-bezetting voorkomen had kunnen worden. Die discussie over het eigen risico in de zorg, denk ik dan, gaat niet over het eigen risico, maar over de euro’s die dat kost. De risico’s die we nemen (roken, drinken, vreten) wentelen we liever af op het collectief.
Nou, met dat noodrantsoen is dat ook zo. Een noodrantsoen is een oplossing aan de achterkant. Er is ook wel een oplossing aan de voorkant. Neem een groentetuintje! Of nog mooier: maak van je tuintje een eetbaar tuintje. Met een appelboom er in, uien en bloemkool. Zijn heel mooie plantjes hoor! Of nog op grotere schaal denkend: laten we allemaal een stuk openbaar schaamgroen omtoveren tot volkstuintjes. Per buurt een paar honderd vierkante meter. En de berm samen onderhouden geeft kansen op een kruidenrijke berm die eetbaar is!
Maar nee, we hebben de zelfvoorzienigheid teruggeschroefd naar de supermarkt, waar we midden in de winter bespoten tomaten uit Spanje kopen die daar geplukt zijn door Noord Afrikaanse slaven.
Ik besef dat dit helemaal geen leuke column is. Maar het leven kan wel heel leuk zijn als je de noodtoestand op die manier probeert te verleggen!