De route die we fietsen is rondom de Noordzee, die gaat ook aan de andere kant van de zee langs de Engelse kust. ‘Goed bewegwijzerd’, zeiden ze. We zagen onderweg inderdaad een routebordje op een lantaarnpaal. Eentje… Op 200 kilometer. Dus kun je beter maar goede navigatie aan boord hebben.
Aan boord is in dit geval op je stuur. Maar ook met de fiets geldt: tijdens het rijden moet je daar zo weinig mee aan het prutsen zijn. Vanmiddag bijvoorbeeld waren we even de zeedijk opgefietst om te zien of er ook een pad buitengaats liep. Toen dat niet zo bleek te zijn, reed ik met zoevende vaart weer naar beneden en zoemde ondertussen even de navigatie uit om te zien hoe de route verder zou lopen.
Toen ik weer opkeek hing ik net nog niet op de slagboom aan het begin van de dijkweg… Zonder schijfremmen op de fiets had ik dit verhaaltje nu niet kunnen schrijven.
We fietsen het Duitse deel van de Noordzeeroute die van Nederland naar Duitsland naar Denemarken naar Noorwegen naar Schotland naar Engeland naar Frankrijk naar België naar Nederland gaat. Dat Duitse deel begint ter hoogte waar onze Waddeneilanden ophouden. Tot op heden dacht is altijd dat je dan nog één Waddeneiland er bij krijgt, maar die Duutsers hebben er zes. Zelfs eentje meer dan wij.
Zij hebben het toerisme er naar toe ook niet misselijk georganiseerd! Hun Lauwersoog, Harlingen of Den Helder zijn prachtige badplaatsen van waar machtige veerboten naar de eilanden gaan. Maar ik had nog nooit eerder van Bernsersiel, Nauharlingersiel of Harlesiel gehoord. En hun Terschelling en Vlieland heten Langeoog, Spiekeroog, Norderney en Baltrum. Ook dat was nieuw voor mij. Vanuut Salland rij je slechts 50 kilometer verder voor zo’n afvaart.
Je komt dan wel in een heel ander soort toerisme. Ieder huis lijkt hier het huis van de hoofdmeester of de notaris, iedere boerderij van een herenboer. Op het strand staan tweezitsstoelen met overkapping die ik tot op heden alleen nog maar aan de zuidkust van Engeland gezien had. Op weg naar die stranden kom je alleen maar vriendelijke Duitsers tegen die heel kalm met hun dikke auto wachten tot jij twijfelend de juiste afslag koos. Als ze je inhalen nemen ze maximaal afstand, of ze wachten even tot er fatsoenlijk ruimte is.
Toch maar eens een keer een eiland aandoen hier. Dan kan ik ook nog gewoon plat praten ook. ‘Moin’ zeggen ze hier tegen elkaar als groet. En ‘tjuus’ bij het weggaan.
Toen ik de host van de B&B zei dat we net 100 kilometer hadden weggetrapt zei ze “zo, det bint een bult kilometers! Dan mut ule starke kjels weane.”
En dat zijn we.