’t Best fietsen in Duitsland. Duitse chauffeurs hebben de heerlijke eigenschap heel ruim afstand te houden als ze je inhalen, dus daar voel ik me met anderhalf werkend oog wel veilig. Ook wel omdat mien fietsmoat donders goed rekening houdt met mijn verminderde zicht trouwens.
Dacht ik, want dat gevoel van veiligheid kreeg aan het begin van onze reis naar Denemarken een knauw. We gingen eerst met de trein naar Groningen (waarom zou je fietsen als er ook een trein gaat). Al op de roltrappen van het station in Zwolle ging het fout. Je mag die roltrappen niet op met een fiets. Ik weet nu waarom. Mien moat lag nog onder aan de trap naar vastigheid te zoeken op die doordraaiende trap, terwijl zijn fiets al lang boven was, met dank aan een jonge man die de racefiets wél behendig in bedwang wist te houden.
Ik wou nog een grapje maken dat je ook altijd een fietshelm op moet als je roltrappen neemt, maar je moet soms ook weten wanneer je je mond beter kunt houden.
De trein van Groningen via Hoogezand, Sappermeer en Scheemda (dat kun je alleen maar met Gronings accent uitspreken) naar ons beginpunt van de fietstocht verraadde al dat we in een andere landsstreek waren. We luistervinkten een gesprek af tussen een autochtoonse (een dearntie van de streke) en eentje uut het westen. Die laatste had zijn huis in Haarlem verruild voor een woonboerderij in Midwolda. Voor de Haarlemse verkoopprijs had hij het hele Groningse dorp wel kunnen kopen.
De autochtoon betrof een mevrouw die deze vrijdag een proefritje maakte omdat ze maandag dat traject ook moest doen en bang was dat ze niet helemaal wist waar ze in, over en uit moest stappen. En ze had ook pas een nieuwe keuken, kookte nu elektrisch, hoefde niet eens een nieuw aanrechtblad, maar wel nieuwe pannen, want die mochten niet eerst op gas gestaan hebben.
De man uit Haarlem bleef beleefd knikken en stelde zelfs af en toe een vraag. Of ze de oorlog nog had meegemaakt bijvoorbeeld. Ik moest gelijk denken aan een opmerking van een Haarlemmer die ik dan weer ken: hoe noordelijker je komt, hoe mooier de koeien, maar hoe lelijker de vrouwen. Maar ja, dat mag je tegenwoordig niet meer zeggen.
In Bad Nieuweschans verruilden we de trein voor de fiets en Nederland voor Duitsland. Wat is dat toch mooi als je een grens overgaat. Ineens zagen we geen met roundup vergiftigde velden meer, maar had ik de indruk in natuur terecht te zijn gekomen waar de mens te gast was. De dorpjes leken stuk voor stuk vestingstadjes. Maar ja, in Duitsland zullen ze ook wel iets minder geleden hebben onder de oorlog.
Met windkracht 4 tot 5 in de rug vlogen we over de matige fietspaden, lieten ons dwars door een drassig weiland leiden (“wie heeft die route gemaakt!”) en genoten we van de zee. Want het is toevallig wel het rondje om de Noordzee.
Omdat je fietsend niet te veel omwegen wil maken en ’s avonds vanuit je landelijk gelegen B&B al helemaal niet er weer op uit wil naar een dorp op zoek naar iets te eten, doken we in Greetsiel even een supermarkt in. Dat lag toch langs de route. Wat een prachtdorp! Soort van West Terschelling.
We hadden toen nog dik twintig kilometer te gaan. Net te ver voor de eieren die we in de super kochten, maar die waren toch gedoemd roerbak gegeten te worden. Ze waren wel netjes in het eierrekje gebleven. Gelukkig maar, want anderhalve kilometer voor het eind van etappe 1 bleek er ook een super langs de route te zijn…
Heeft die kennis uit Haarlem de Randstad ooit weleens verlaten? Hij heeft werkelijk geen idee als je het mij vraagt. 😀