Een wandeling net over de grens in Duitsland maakt een boel los. Om te beginnen omdat het in coronatijd machtig voelt even weer in het buitenland te zijn. Niet in de laatste plaats omdat je als niet ingeënte een paria bent.
Maar de auto aan de grens zetten en wandelend een rondje Duitsland doen, dan houdt niemand je tegen. Fantastisch om gelijk na 100 meter het verschil al te zien. Vriendelijker boerderijen, meer houtwallen, kruidenrijker weilanden, terrassen vol drinkende bierbuiken, motorrijders die je voorrang geven, zelfs ‘pas op spelende kinderen’ is vriendelijker.
Ik moest denken aan die keer dat ik met het jeugdteam waar ik in speelde een toernooi in een Twents dorp ergens aan de grens had en de chauffeur een verkeerde afslag nam. Kwamen we zo maar even in Duitsland wat vijftig jaar geleden net zo’n belevenis was als deze wandeling. We zaten eerste jaar middelbare school en hadden de naamvalrijtjes net geleerd. Onze rechtsbuiten draait bij het passeren van de grens het raampje open en roept, tegen eigenlijk niemand in het bijzonder maar meer tegen alle Duitsers in het algemeen
“durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang”. Voordat hij kon beginnen met ‘mit, nach, bei, seit, von, zu, außer, aus’ riep de trainer “pas op, straks pakken ze je op” waarop het raampje sneller dicht dan open bleek te kunnen.
Mooi hoor, die grenzen, we leven er met de rug naar toe, dáárom zijn ze mooi. Een stukje niemandsland, van welke kant je het ook benadert, met aan weerszijden heel andere opvattingen dus regels. Een man liep iedere dag met een kruiwagen vol zand de grens over. De douanier doorzocht iedere keer dat zand omdat hij smokkel vermoedde. Maar een maand lang vond hij niks. “Ik zal je er niet bij linken als je me zegt wat je nu eigenlijk smokkelt,” vroeg hij uiteindelijk. “Kruiwagens” zei de smokkelaar.
Dat grapje van de pyromaan op de bosweg kwam ook wel even weer voorbij, alleen was de pyromaan dit keer op de waldweg. Straks het hele wald weg.
Ik was niet zo goed in Duits, mijn wandelgezel wel. Die zag dat we bijna weer bij de auto waren vanwege de wegnaam ‘Zur grenze’. Ze zegt: “Mut det niet zum weane?”