Tijdens de Tour de France hoorde ik Maarten Ducrot op de tv het woord beamen gebruiken, wat ze in het peloton zouden gebruiken als ze iemand in het vizier hadden. Dat kwam me zo onbekend voor dat ik dat even opzocht. Beamer vertaald naar het Nederlands leverde beamen op. Een beamen vertaald naar het Engels to agree op. Ah, be-amen… Amen, zeg je wel eens als het goed is en als iemand anders dat ook vindt, zegt hij ook amen, hij beaamt het dan.
Beamen in het Engels is stralen, vandaar ook het woord beamer waarmee een beeld vanaf de computer vergroot op een scherm. Alleen is dat dan weer geen Engels woord. Nederlanders hebben de beamer bedacht. De juiste Engelse benaming is multimedia projector.
Nou zeg, dat we Engelse woorden in onze taal integreren is al discutabel, vinden sommigen, maar dat we Engelse woorden gebruiken die niet eens in het Engels bestaan, dan wordt het toch wel een beetje gek. Is ’t nie?
Ik was een keer terecht gekomen op een lezing over het belang van dialect. Insteek was ‘geen Engels in het Nederlands’ en als het even kan ook ‘geen Nederlands in het dialect’. Ik ben daar niet zo van. As Denne schreef ik vrogger ok in het plat, mar ik merken det steeds minder meansen det makkelijk leazen vu’nn. En ik betrappen mie d’r ok op det ik in het Nederlands net zo makkelijk precies die snaar konne raken die ik zöche.
Dus in de discussie na de lezing kreeg ik niet zo heel uitgebreid de kans uit te leggen dat een taal levendig is en evolueert, dat we door de mogelijkheid van beter en verder reizen vanzelf meer woorden van elders mee terug nemen en dat je dat niet moet tegen willen houden omdat dat toch niet lukt.
Aan het eind van de bijeenkomst zei de spreker dat hij nog even zijn sheets van de presentatie moest opbergen en de overheadprojector uit moest zetten.