Bepaalde praktijken in de warmtetransitie die in Denemarken standaard worden toegepast en daar hun nut bewezen hebben, zijn in Nederland (nog) niet gangbaar. Deze 5 tips voor Nederlandse warmteprojecten gaan over het aantal bronnen op een warmtenet, de aanpassing van het aanbod op de vraag en de planning van de productie, het drukken van de kosten en de participatie van gebruikers.
Download hier het rapport
Achtergrond warmtenetten in Denemarken
Denemarken is een voorloper op het gebied van warmtenetten. Sinds de oliecrisis van 1973 staan ze er prominent op de agenda. Inmiddels heeft meer dan 64% van de huishoudens een aansluiting, tegenover minder dan 6% in Nederland. Volgens Deense tellingen is 63% van de gebruikte warmte afkomstig uit duurzame bronnen. In Nederland komt slechts 36,5% van de warmte van warmtenetten uit duurzame bronnen.
Tip 1: Verschillende bronnen op het warmtenet
Nederland ontwerpt nog steeds nieuwe warmtenetten met één of twee grote bronnen, bijvoorbeeld een afvalverbrandingscentrale, een datacenter of industriële restwarmte. De Deense praktijk richt zich op een combinatie van méér verschillende bronnen op één warmtenet en een optimalisatie van deze bronnen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een combinatie van elektrische bronnen (warmtepompen, windmolens), warmtekrachtkoppeling, verschillende vormen van biomassa, (bio)gas en zonnewarmte. Ze kiezen bij voorkeur een aantal verschillende bronnen voor de warmtetransitie, die complementair aan elkaar kunnen zijn. Daarbij hoort ook opslag van warmte.
Een diversiteit aan bronnen bevordert op verschillende manieren de duurzaamheid en verlaging van kosten. Zo zijn elektriciteitsprijzen steeds vaker negatief, bijvoorbeeld als het hard waait en de zon schijnt. Met een groter aantal bronnen kan Denemarken de voorziening stap voor stap verduurzamen: de meest vervuilende bronnen worden uitgeschakeld en vervangen door duurzame(r) bronnen. Bij een warmtenet dat draait op één of twee grote bronnen is een geleidelijke overgang naar duurzame bronnen veel lastiger.
Tip 2: Stem productie af op de schommelende vraag
Nederlandse warmtebedrijven gaan meestal uit van de maximale piekvraag en zorgen dat de productiecapaciteit voldoende is om daaraan te voldoen. Deense warmtebedrijven stemmen de productiecapaciteit af op het verloop van de vraag, die per jaargetijde, per dag en per uur varieert. Warmtebedrijven brengen deze variaties precies in beeld, zodat ze de productiecapaciteit daarop kunnen afstemmen. Om in een vroeg stadium al inzicht te verkrijgen in de voordelen van productieplanning, zijn er in Denemarken publieke en eenvoudig bruikbare tools beschikbaar die op uurbasis de aanbodprofielen van verschillende warmtebronnen op de vraag afstemmen.
Tip 3: Werk met kostengebaseerde tarieven
Denemarken kent – net zoals de meeste landen in West- Europa – een systeem van kostengebaseerde tarieven: bij ieder warmteproject worden de tarieven gebaseerd op de kosten van het project. Er is voorgeschreven wat doorberekend mag worden en er mag geen winst worden gemaakt. In Denemarken schrijft de wet precies voor welke kosten doorberekend mogen worden in de tarieven. Andere kosten mogen niet worden doorgerekend. Warmtebedrijven mogen bovendien geen winsten maken. Als er geld over is, moet dit weer opnieuw geïnvesteerd worden, of worden besteed aan lagere tarieven.
De kosten zijn bovendien transparant: in veel gevallen worden kosten volgens vaste formats gepresenteerd en kunnen eenvoudig worden vergeleken, tussen projecten of met een externe database. Bij nieuwe investeringen wordt in het algemeen bekeken wat de invloeden daarvan zijn op kosten en tarieven. Denemarken kent ook een officiële lijst van de kosten van de technieken voor warmtenetten. Deze lijst wordt objectief vastgesteld en geregeld bijgewerkt, op grond van nieuwe ontwikkelingen. Het bestaan van deze lijst bevordert een goed inzicht in de kosten van projecten.
Tip 4: Neem beslissingen met oog voor de lange termijn
Investeringen in warmtenetten zijn investeringen in infrastructuren die een lange tijd, wel meer dan vijftig jaar, gebruikt kunnen worden. Het publieke belang vereist dat de businesscase hierop wordt afgestemd. Wie meer oog heeft voor de lange termijn kosten en baten, heeft meer prikkels om te investeren in installaties die misschien meer kosten, maar langer meegaan, duurzamer en zijn. Dat is wat er gebeurt bij een lagere rendementseis. Ook het beleid rond risico’s en governance dient dergelijke overwegingen mee te wegen. Het kan van groot belang kan zijn voor de gemeente en de afnemers als er over 30 jaar een warmtenet ligt dat dan zonder subsidie tegen lage tarieven warmte kan leveren.
Tip 5: Start met ‘ankerklanten’
Begin met enkele grote aansluitingen of een wijk waar het betaalbaar en gemakkelijk is om een net aan te leggen. Dat is eenvoudiger, goedkoper en met minder risico’s omkleed. Het gaat dan sneller. Dit systeem van beginnen met ‘ankerklanten’ werkt het best als tarieven op kosten zijn gebaseerd, zodat de voordelen van de goedkopere voorziening worden doorgegeven aan de afnemers. Het warmtebedrijf raakt zo bekend met het gebied en de afnemers en leert hiervan.
In Nederland wordt meestal geredeneerd vanuit het aanbod: weinig, maar grootschalige bronnen, die een groot aantal afnemers bedienen. Cherry picking, beginnen met ankerklanten of met wijken, die gemakkelijk aangesloten kunnen worden, wordt afgewezen. De zorg is dat minder aantrekkelijke wijken met relatief hoge kosten dan niet aan de beurt komen.
Dit blijkt geen probleem met het systeem in Denemarken. Uitbreiding van de netwerken, dus organische groei, is normaal. De bedrijven worden hiertoe geprikkeld. Als ze geld over hebben of winst maken, mogen ze dit niet oppotten of uit de onderneming halen. Ze zijn dan verplicht om de tarieven te verlagen óf om het netwerk uit te breiden naar nieuwe afnemers. Daarbij geldt steeds dat het economisch haalbaar moet zijn: voor nieuwe klanten moet een warmtenet aantrekkelijker zijn dan de alternatieven.
Zie ook het eerder verschenen rapport.
Gerelateerde onderwerpen
Bron: EnergyNL/ TNO