Sinds mijn tirade tegen wipkip, wipvis en aanverwant wipgoed heb ik mij niet meer uitgelaten over speeltuig in de openbare ruimte (oh ja, de nooit populair geworden ‘wipniks‘ hadden we ook nog, uit 2009). Hoogste tijd dus voor een vervolg – de kinderen die destijds wipkipten / kipwipten hebben inmiddels stemrecht.
Dit weekend ging ik in het gevolg van de huisdichteres mee naar A’dam, alwaar wij tussen Flevopark en Javaplein stuitten op een voor mij nieuwe vorm van kleutertainment.
Het middelpunt van de beoogde activiteit was een paal die van alles had kunnen zijn: zo’n openbaar fonteintje waar je Doppers bijvult om acute dehydratie te voorkomen, een toverballenautomaat, een oplaadpunt voor elektrische mini-steps of een lanceerbasis van het ondergronds kinderverzet.
Een gebruiksaanwijzing was er niet, dus ik drukte op een willekeurige plek. Bovenop de paal lichtte een menu op, met een keuze uit zes spelvormen. Ik koos er willekeurig een, maar op mijn aanraking kwam geen reactie. Kwam het doordat het slimme apparaat had geregistreerd dat ik ouder dan twaalf was?
We probeerden het nogmaals, tevergeefs. Ik deelde mijn frustratie (leeftijdsdiscriminatie!) met een langslopende vader met aanhangende hummel. Ik bleek niet de goede touch te hebben, Zodra híj die paal beroerde flitsten rondom knipperlichten aan in verschillende kleuren. Wij bleven stokstijf staan. Fout! De lichten doofden weer, maar die goeierd van een vader legde geduldig uit dat we de cijfers moesten volgen die op de palencirkel verschenen. Toen hij er zeker van was dat we het snapten liep hij verder. Je kon het spel in je eentje doen of met meerderen tegelijk.
Het viel potdomme nog lang niet mee, want welke palen aanfloepten liet zich niet raden. Voor het goede begrip, dit was maar een van de spelletjes waar we uit konden kiezen. In de wijde omtrek was geen minderjarige te bekennen, dus over het succes van de installatie doe ik geen uitspraken. Wel brandde in mijn borst direct een felle discussie los tussen Nega-jas en Posi-jas.
Nega-jas:”Dit is gewoon een hele grote openlucht-app. Moet alles dan computergestuurd zijn tegenwoordig? Toen ik klein was, kreeg je een schop onder je kont van je vader als je te druk werd binnen: ‘En NU buiten spelen!’ En dan ging je – voetballen, rottigheid uithalen, een hut bouwen…”
Posi-jas: “Maar als je ze hiermee nou uit hun gamestoel krijgt? En als die beentjes eenmaal weten wat rennen is, willen ze meer. Trouwens, ze leren nog tellen ook, spelenderwijs. En wie weet wat ze van die andere vijf spelletjes nog opsteken – werkwoordspelling? De schijf van vijf? Afval scheiden? De gemeente Amsterdam is niet gek, die subsidie geven ze heus niet zomaar…”
Nega-jas: “Hoe minder lampjes er flikkeren in die land, hoe liever het me is. Straks gaan ze die spelletjes nog koppelen aan Magister, zodat de juf weet of ze hun quotum buitenlucht wel halen. Dit is bedacht door het soort volwassenen dat alleen nog maar wandelt om hun stappenteller tevreden te stellen. Als hun apps ze er niet aan herinneren, vergeten ze te poepen en te ademen.”
Posi-jas: “Ik kan wel merken dat jij geen oppas-opa bent, dan zou je maar wat blij zijn met zo’n apparaat dat spelletjes bedenkt. Weet je, zuurpruim, soms is het net of ik Siep Raasmus jr. hoor praten.”
Toen mijn beide inwendige kemphanen de Dappermarkt naderden, verstomde de discussie. Want, goh… wat werd het licht mooi weerkaatst! En ook verder hadden de zintuigen het druk.