Zo’n veertig jaar geleden meende ik dat mijn anglofilie een ongeneeslijke aandoening was. Inmiddels weet ik helaas beter. Brexit was slechts het laatste zetje, want mijn liefde voor Engeland was toen al ernstig bekoeld. Als we op vakantie met de boot uit IJmuiden in Newcastle arriveerden, bogen we de laatste jaren schielijk af in noordelijke richting. Hoe sneller we de Schotse grens overstaken, des te beter.
Het Engelse nieuws komt natuurlijk nog steeds tot mij. Honderden scholen die op instorten staan omdat er bij de bouw een betonsoort is gebruikt die werd aangelengd met papier maché of gemalen cornflakes, dat soort werk. Dit is de oogst uit Trouw van vandaag: de stad Birmingham (die – hoe symbolisch! – de Gemenebest Spelen organiseerde) staat 100 miljoen in het rood en is technisch failliet; veel Britse artsen emigreren liever naar Australië dan voor de doodzieke National Health Service te blijven werken; een terreurverdachte is ontsnapt uit Wandsworth Prison, volgens een inspectierappoort ‘een verkruimelende en overbevolkte gevangenis vol ongedierte’.
En bij de NOS: in Lincolnshire, in Chapel St Leonards (ik geef toe, latente anglofilie gloeit op bij zo’n naam!) rukte de politie uit na een melding van een rituele massamoord in het Seascape Café. Het bleek te gaan om een onnozel yogaklasje, waarbij de deelnemers onder dekens lagen.
Gelukkig kunnen ze me het Engeland van weleer niet afpakken. Zo lees ik momenteel Looking for Trouble, de memoires van oorlogscorrespondente Virginia Cowles. Als onbezonnen 26-jarige kreeg zij het in haar bolletje om de Spaanse burgeroorlog te verslaan en in de jaren daarna (dankzij een mengeling van intuïtie, naïviteit, geluk en onverschrokkenheid) was zij vaak op de ‘juiste’ plek – daar waar het broeide of ontplofte (Mussolini’s Rome, Sudetenland, Hitlers Neurenberg, arctisch Finland in de ‘andere’ oorlog, die tegen de Russen in 1939, etc.).
Met haar ‘netwerk’ was niks mis; diplomaten, militaire attachés, aristocraten en hoogwaardigheidsbekleders versierden hun diners en recepties graag met haar aanwezigheid. Zo kan het gebeuren dat ze Winston Churchill aantreft bij een vijver op zijn landgoed, bemodderd, driftig speurend naar een voortvluchtige goudvis. En op 31 december 1939 staat ze toevallig (?) naast hem als hij ‘Old long syne’ aanheft om het het nieuwe, weinig goeds voorspellende jaar in te luiden.
Voor veldwerk voelt ze zich niet te min en ze trekt het land in om de ‘gewone’ Britten uit te horen over de aanstaande oorlog. Diepe politieke inzichten doet ze er niet op, maar of Cowles nu over de working class schrijft of over high society, haar toon is opvallend mild en positief. Ze is verknocht aan de Britten. Ze hééft er wat mee. En ik moet toegeven, dat doet mij goed.
P.S. Na een vakantie in Dersingham in 2016 schreef ik voor een plaatselijk weekblad een Engels stukje over mijn haat-liefdeverhouding. Zie Real People.
Website Dagklad