‘Het leven is zo lelijk en het leven is zo mooi maar eigenlijk is het leven vooral een eindeloos geklooi.’
In deze luchtige filosofie van Lucky Fonz in Zeilmeisje kan ik (lui en gemakzuchtig) me doorgaans prima vinden. En als ik dan voor mijn verjaardag van mijn lieve schoonzus een interview-bundel krijg met de titel Een zinvol leven vat ik het niet persoonlijk op. Dan ben ik heus niet te beroerd om kennis te nemen van wat de meer dan veertig ondervraagden te berde brengen.
En oef… ik werd er vies in meegezogen! En niet alleen door zwaargewichten als Rinnooy Kan, Maxim Februari, Philipp Blom, Marcel Worms en Theodore Dalrymple; ook degenen met een mindere status lieten zich diep in hun ziel kijken door Fokke Obbema. De ex-verslaafde, de ex-crimineel, de boer en de leraar Engels (zelfspot!) waren op hun eigen manier eloquent en wijs.
Hoe hoog had Obbema de lat gelegd, vroeg ik me af. Had hij ook een hele zwik afwijzingen moeten versturen? ‘Tot mijn spijt heb ik u niet kunnen opnemen in de uiteindelijke selectie. De door u gedebiteerde opvattingen over de zin van het leven zijn geleend of gejat / slecht onderbouwd / oppervlakkig en banaal, om niet te zeggen ridicuul. Mijn welgemeend advies zou zijn: leeft u eerst nog een decenniumpje door en let ondertussen goed op. Ga daarna voor de herkansing.’
Veel geïnterviewden hadden gemeen dat ze na een of andere opdoffer van het noodlot tot een andere levenshouding waren gekomen/gedwongen. Een sterfgeval van een dierbare, een ernstige ziekte, een depressie, burn-out of andere vastloper. Dus ook de ‘zondagskinderen’.
Ik had het boek in twee regenachtige dagen uit en daarna was ik vooral bang dat dat Obbema onaangekondigd met getrokken pen en blanco notitieblokje voor de deur zou staan. “Nou, brand maar los, Marius! Laat jij je licht er eens over schijnen. Wat is voor jou een zinvol leven?”
Verder dan wat gestamel zou ik niet komen. Niet dat het me niet bezighoudt. Maar misschien dat ik op het gebied van zingeving beter met kleine vragen kan beginnen – daar heb ik het al moeilijk genoeg mee. Ik noem maar wat: vorig jaar lagen er in oktober ook pompoenen in de voortuintjes hier. Maar nu zetten ze me ineens aan het denken. Wat is de ZIN van die pompoenen? Over een maand worden ze in de GFT-bak gekwakt, neem ik aan, maar tot die tijd…?
Schenken ze voldoening? Levensvreugde? Worden ze glimmend gewreven voorafgaand aan de plechtige bijzetting? Symboliseren ze degelijkheid, burgerzin, tuttigheid of is het een zoenoffer aan de oogstgoden? Is er wedijver tussen pompoenplaatsers onderling? Zou het leven aan betekenis inboeten zonder uitgestalde pompoenen? Bestaat er een geheime sekte van pompoenvereerders?
Eigenlijk weet ik maar één ding zeker. Wij hebben de kleinste.