Een verslag van de rondreis van Peter Miljoen en Jos Westenenk door Ethiopië van 4 tot en met 18 februari 2016: Faranji, Faranji! Give me Birr, give me Birr!
Inleiding
De keuze voor Ethiopië
Ethiopië??? In godsnaam wat moet je daar zoeken. Ethiopië? Daar is het toch niet veilig? Rondreizen in Ethiopië? Jij liever dan ik. Dit soort reacties krijgen we van familie, vrienden en bekenden wanneer we vertellen dat we ruim veertien dagen rond gaan trekken in Ethiopië.
Wij (Jos en Peter) gaan vandaag voor het zesde keer met elkaar op vakantie. Iedere jaar zoeken wij een bestemming uit waarvan we denken dat het avontuurlijk is en waar ons beide gezinnen beslist niet naar toe willen gaan. Na Rusland (Moskou), Polen (Krakau), Marokko (Marrakesh), Suriname en India is voor dit jaar de keus gevallen op Ethiopië. Op de terugreis van India hadden we al besloten om de volgende keer naar het Afrikaanse continent te gaan. Aanvankelijk wilden we eerst naar Zuid-Afrika. Maar dat leek ons al snel te toeristisch. Bij het oriënteren op een aantal andere Afrikaanse landen vielen er direct een aantal direct af. Eritrea, Somalië, Soedan( buurlanden van Ethiopië) en Nigeria bijvoorbeeld. Landen met een negatief reisadvies omdat ze bijvoorbeeld in (binnenlandse) oorlog zijn of het is in het land te onrustig.
Bij het lezen van reisverslagen en het bekijken van beelden op You Tube, kregen we een beeld van Ethiopië. We wisten al dat Ethiopië één van de armste landen van de wereld was. Een land dat ook regelmatig geconfronteerd wordt met hongersnoden. We konden ons nog de actie van Bob Geldof uit midden jaren tachtig herinneren, die met een andere popsterren zich inzette voor het bestrijden van de hongersnood met het megaconcert Live Aid en USA for Africa . De daarvoor gemaakte liedjes “”Do they know it is Christmas” en “We are the World” staan iedere jaar nog steeds hoog genoteerd in de top 2000.
Ethiopië blijkt een land te zijn met een zeer jonge en explosief groeiende bevolking. Van 33,5 miljoen inwoners in 1983 tot 90 miljoen inwoners begin 2011. Volgens een prognose zal Ethiopië in 2050 278 miljoen inwoners tellen. Dat terwijl het land nu al niet zelf genoeg voedsel produceert om alle monden te voeden. Over problemen gesproken!
Van de huidige bevolking leeft bijna 50% onder de armoedegrens. Ongeveer 2/3 deel van de bevolking behoort tot het christendom. 1/3 deel behoort tot de islam. De Ethiopiërs gebruiken de Birr als betalingsmiddel. 100 Birr is ongeveer 4,50 euro. Op papier is Ethiopië een democratisch land. Wie kritiek uit op het regeringsbeleid loopt echter grote risico’s.
Toch heeft deze informatie ons er niet van weerhouden om naar Ethiopië af te reizen. We willen zien en proeven hoe de mensen daar overleven en hoe meer we lazen en hoe meer filmpjes we op You Tube zagen, hoe enthousiaster we werden. Ethiopië heeft verassend veel bijzondere plekken. In het hoge noorden de heetste plek op aarde, te bezoeken met de Dana kil Tour. In het zuiden de mursi stammen met vrouwen die lipschotels dragen. In de hoofdstad Addis Abeba was er ook voldoende te zien.
Dus op 5 december 2015 gaven we ons zelf een mooi Sinterklaascadeau. Een vliegticket Schiphol-Istanbul- Addis Abeba v.v.
(lees verder onder afbeelding)
Donderdag 4 februari 2016
De eerste kennismaking met Addis Abeba; prikkeldraad en wegen vol gaten en hobbels
Nadat ik afscheid heb genomen van Miriam en dochter Eva en Peter van Suzan en de kinderen Jessie, Isa en Cas gaan we met de trein naar Schiphol. Vanuit daar vliegen we naar Istanbul. Daar hebben we een korte tussenstop en stappen over in het vliegtuig dat ons naar Addis Abeba, de hoofdstad van Ethiopië, brengt. Op het vliegveld van Istanbul komen we aan de praat met een Ethiopische vrouw die sinds acht jaar in Nederland woont. Ze gaat op familiebezoek. Haar vriend volgt een week later. Bij toeval blijkt ze in het vliegtuig naast Peter te zitten. Hannah, zo is de naam van de dame, vertelt honderduit. Binnen een tijdsbestek van een uur vertelt ze haar hele levensverhaal. In Ethiopië geboren en opgegroeid. Daar verliefd geworden op een Nederlandse professor. Getrouwd. Daarna vier jaar in Ethiopië met haar man samengewoond, verhuisd naar Nederland, daar ook vier jaar samengewoond met haar man en toen gescheiden. Omdat ze geen geld had en uit de scheiding niets kreeg heeft ze een baan aangenomen bij een zorginstelling. Huishoudelijke hulp bij mensen aan huis. Sinds een jaar heeft ze een nieuwe vriend, Hermen. Tegen een uur of één in de nacht komen we aan in Addis Abeba. We helpen Hannah met het van de band halen van de koffers en lopen gezamenlijk richting uitgang.
Peter heeft voor de eerste twee nachten een slaapplek in Kebab House voor ons geboekt via de website van Airbnb; een goedkoop hotel op korte afstand van het centrum. Een medewerker van Kebab House haalt ons op volgens Peter. Hij zal bij de ontvangsthal voor ons klaar staan met een bordje met onze naam erop. Dat had Peter mooi geregeld! Maar hoe we in de ontvangsthal ook kijken, nergens iemand met een bordje met onze namen erop of de naam van het hotel. Ik ga maar even buiten kijken of daar onze chauffeur staat. Ook daar zie ik niemand staan. Dan maar weer terug naar binnen denk ik. Maar die vlieger gaat niet op. Eenmaal buiten, betekent buiten blijven, zoveel maakt de boze toezichthouder duidelijk. Peter gaat in de ontvangsthal nog even verder op zoektocht maar als daar ook niets te vinden is, komt hij ook naar buiten.
Ook op de parkeerplaats buiten geen man of vrouw met het door ons gewenste bordje. Wat nu?
Peter heeft weliswaar de mail nog bij zich van de bevestiging van het hotel, maar daar staat geen straatnaam of telefoonnummer van het hotel op. Hannah, die opgehaald wordt door haar familie, maar eens vragen om advies. Na overleg blijkt dat één van de broers van Hannah wel weet waar het Kebab House ligt. Hannah en haar nichtje Eden stappen vervolgens bij ons in de taxi. De rest van de familie in de andere taxi en zo gaan we op pad, richting centrum. Langs de kant van de weg zien we in het donker zwervers liggen en hoeren staan, op zoek naar klandizie. Uiteindelijk komen we uit op een soort plein met vele gaten en hobbels; van een normaal wegdek is al lang geen sprake meer. Vanuit het plein slaan we een donker zijstraat in. Ook deze straat zit vol gaten en hobbels. Langs de weg staan huizen afgeschermd met schuttingen van ongeveer twee meter hoog, met daarop als extra bescherming rollen prikkeldraad. Welkom in Addis Abeba. Waar zijn we in godsnaam belandt! Aan het einde van de weg zien we een schaars verlicht bordje met daarop de naam van Kebab Guesthouse. We zijn bij ons hotel! Ook hier op de buitenmuren grote rollen prikkeldraad. Het is inmiddels drie uur in de nacht als we op de hermetisch afgesloten poort kloppen. Er wordt niet opengedaan. Nog maar eens kloppen maar dan harder. En dan wordt de deur op een kier gezet. In ons beste Engels geven we aan dat we hier geboekt hebben voor twee nachten. “Nee hoor, er is niets geboekt geeft de medewerker aan”. ”Jawel hoor, we hebben zelfs een bevestiging bij ons ” reageren we. Maar de medewerker weet van niets. En dan besluiten we het over een andere boeg te gooien en vragen of er een kamer voor twee personen vrij is. Dat blijkt gelukkig het geval te zijn. We checken in, wisselen telefoonnummers uit met Hannah, drinken nog een biertje en kruipen het bed in
(lees verder onder afbeelding)
Vrijdag 5 februari 2016
Huishoudelijke hulp in de sloppenwijk en paringsdansen in een nachtclub
Nadat we wakker zijn geworden maar eerst even gebruik maken van de badkamer en dan ontbijten. De badkamer lijkt op het eerste gezicht prima, maar al snel blijkt het toch wat mankementen te vertonen. De wc-bril ligt los op de wc- pot. De scharnieren zijn kapot. De douche is voorzien van een aantal straalkoppen die allemaal een paar druppels water geven; helaas alleen maar koud water. Wanneer we in de ontbijtzaal gaan zitten en een beetje rond kijken zien we dat wij eigenlijk in een douche zitten. De medewerkers van het hotel hebben in de douche een paar tafeltjes gezet, wat stoeltjes erin, kleedje over de tafel en klaar is de ontbijtzaal. Aan creativiteit geen gebrek. Bij de receptie blijkt dat de betaling van Peter niet goed is gegaan. Vandaar geen boeking en geen medewerker die ons kwam ophalen.
Bij het hotel komen we aan de praat met onze buurman, Richard. Richard afkomstig uit Jamaica ademt een en al reggae uit. Hij tipt over het reggaefestival die dit weekend in de stad wordt gehouden. Ook komen we aan de praat met een Amerikaanse missionaris die op oude leeftijd nog de hele wereld over reist. Hij vertelt ons geweldige reisverhalen.
Na het ontbijt besluiten we de stad in te gaan. We lopen de smalle steegjes door en komen aan de praat met een jong meisje die ons direct uitnodigt om bij haar thuis thee te drinken. Nieuwsgierig als we zijn gaan we het huis binnen om te kijken hoe ze hier leven. Een klein zeer eenvoudig huisje met dito inrichting. De thee slaan we af. We vragen een paar keer de weg naar het centrum. Met de nodige aanwijzingen komen we uit op een soort rondweg. Na een tijdje vinden we dat we genoeg gelopen hebben en willen we verder gaan met een taxi. We vragen een Ethiopiër waar we taxi’s kunnen vinden. De Ethiopiër loopt met ons mee en wijst naar de minibussen. Met behulp van een aantal Ethiopiërs wordt ons duidelijk hoe een en ander werkt. Overal zie je minibussen rijden. Vaak in de kleuren blauw wit, maar ook in andere kleuren. Uit het raam van het minibusje hangt de hulp van de chauffeur. Hij kijkt of er mensen mee willen, opent en sluit de deuren en zorgt voor het betalingsverkeer. Een ritje met een minibus kost vijf Birr, ongeveer elf eurocenten. De minibus is pas vol als die echt vol is. 25 personen in een minibus met 12 zitplaatsen is geen uitzondering.
En zo rijden we met een minibus naar Piazza, het centrum van Addis Abeba. We lopen daar wat door het centrum om de sfeer te proeven. Als we bij een bank naar binnen willen om te gaan pinnen, worden we tegengehouden door een man met een kalashnikov die ons eerst wil fouilleren. Als je geld hebt in Ethiopië, wordt het in ieder geval goed bewaakt!
Het land staat bekend om zijn lekkere koffie. Dus maar eens naar een koffiebar om de proef op de som te nemen. We kunnen kiezen uit vele soorten en maten en voor de prijs hoeven we het ook niet te laten. Ongeveer 20 cent per kopje. De bedienden staan ons wat giechelend te kijken. Omdat we wel heel personeel zien, besluiten we te gaan tellen. In de kleine tent staan veertien bedienden klaar voor de klanten. We tellen vervolgens negen klanten. We gaan aan de praat met één van de bedienden. Ze werken zeven dagen in de week, van ’s morgens zeven tot ’s avonds acht. We vragen maar niet onder welke CAO ze vallen!
Wanneer we verder door de stad slenteren komen we terecht in een sloppenwijk. Huisjes van blikken golfplaten met afvalhout aan elkaar getimmerd. De onderkomens mogen eigenlijk geen huisjes genoemd worden. Hoewel het een zeer armoedig beeld geeft, zijn de kinderen vrolijk en spontaan. Als blanken zijn we hier een attractie. Kinderen komen naar ons toe “”Faranji, Faranji! Give me Birr, give me Birr””. Buitenlander, buitenlander, geef me geld, geef me geld. Nieuwsgierig als we zijn, maken we contact met de bewoners van de sloppenwijk. En dat lukt heel goed. We doen de high-five met de kinderen, helpen oudjes met de was, gaan met kinderen en oudjes op de foto en maken er gewoon een feest van. Nadat we bij een amateuristisch reisbureau informatie hebben ingewonnen over de Dana Kil Tour en in een lokaal restaurant nog wat biertjes hebben gedronken, gaan we terug naar ons hotel. Hannah en haar nichtje Eden halen ons namelijk op voor een avondje uit. De dames nemen ons mee naar een restaurant waar typische Ethiopische gerechten worden geserveerd en op een groot podium een groep muzikanten, dansers en danseressen traditionele muziekstukjes uitvoeren.
Het nationale gerecht in Ethiopië is Injura. Een zure pannenkoek. De pannenkoek wordt geserveerd met zeer pittige sauzen en stukjes vlees. Bij voorkeur ook nog rauwe vlees. Uit beleefdheid eten we wat stukjes Injura. Voor onze begrippen smaakt het naar bedorven voedsel. Dus liever hongerlijden dan dit eten, zijn we toch een beetje solidair met de meeste Ethiopiër. Hongerlijden is wat anders dan dorst lijden. Dat laatste doen we zeker niet. Het lokale biertje, St. George, smaakt meer dan voortreffelijk. Nadat we een mislukte pogingen doen om de traditionele dansen uit te voeren, besluiten we om op zoek te gaan naar een echte kroeg.
We komen terecht in H2O. Een soort nachtclub. Daar komen we in contact met Amerikanen en Chinezen die ook het land aan het verkennen zijn. Na een uurtje haken Hannah en Eden af. Wij hebben de smaak echter goed te pakken en vermaken ons meer dan prima. Op het dansgedeelte in de zaal is namelijk een soort danswedstrijd begonnen met opwindende Afrikaanse muziek. Enthousiaste deelnemers uit het publiek demonstreren paringsdansen. Het loopt al tegen vijven in de ochtend wanneer we met de taxi teruggaan naar het hotel.
Zaterdag 6 februari 2016
Bezoek aan een reggaefestival en extra parkeergeld
Ontbijt tussen 7.00 uur en 10.00 uur stond op het bordje bij de receptie. Het is echter al bijna
11.00 uur wanneer we op staan. Dan maar geen ontbijt. De alcoholresten van St. George zorgen ervoor dat we ook nog niet echt hongerig zijn. We lopen de stad in, onderweg maar wat eten scoren.
Onderweg worden we door een groepje jongemannen aangesproken. Waar we naar op zoek zijn? Dames? Kan gelijk geregeld worden. We maken ons er maar vanaf met de opmerking dat het nog te vroeg is. De jonge pooier geeft nog niet op en noteert zijn telefoonnummer op mijn arm.
In de stad willen we onze trip naar Dana Kil boeken. We komen bij een reisbureau terecht met twee aardige dames die echter niet echt commercieel zijn. Voor de Dana kil Tour van vier dagen vragen ze 600 Amerikaanse dollars per persoon. We ouwehoeren wat met de dames, laten hun kennis maken met de muziek van Slayer en Soulfly en hangen een verhaal op dat we op internet iemand hebben ontmoet die 300 Amerikaanse dolaars heeft betaald en dat we, omdat de dames zo aardig zijn, bereid zijn om maximaal 350 Amerikaanse dollars te betalen. De dames kennen het spel van onderhandelen onvoldoende en we komen dan ook niet tot zaken. We besluiten om alleen een kaartje te kopen voor de busreis naar Mekele, een stad in het noordoosten van Ethiopië en de startplaats voor de Dana Kil Tour.
Hannah en Eden wachten ons op bij een hotel in het centrum. Eden werkt in een souvenirwinkel. De vorige avond had ik haar gevraagd of ze voor ons T-shirts kon regelen met de afbeelding van Halle Selassie; de koning van de Rastafari’ s . Ik had namelijk de rugzak geleend van mijn broer Harry. In ruil voor het lenen van de rugzak heb ik Harry zo’n t shirt beloofd. Omdat wij de avond ervoor zo aardig waren om het eten en drinken te betalen, krijgen we als dank van Hannah twee T-shirts met de afbeelding van Halle Selassie. Ook weer mooi geregeld.
Omdat we naar het reggaefestival willen ,maar niet weten waar in de stad het festival gehouden wordt, schiet ik een man aan met een reggaekapsel en -muts. Hij gaat ook naar het festival en we kunnen wel met hem mee. Yonas, zo is de naam van deze man, blijkt te werken voor een touroperator. Wanneer we onze plannen voor de Dana Kil Tour vertellen komt hij onmiddellijk in actie. Binnen no time schuift zijn baas bij ons aan tafel. We drinken een paar biertjes met hen. Uiteindelijk maken we een deal. Voor 400 euro per persoon kunnen we Dana Kil Tour gaan doen. Als voorschot betalen we 50 euro per persoon. Bewijs van betaling krijgen we echter niet. We moeten er maar op vertrouwen. Op het terras komen we in gesprek met allerlei reizigers. We zitten aan tafel met Yonas, zijn baas, twee jonge vrouwen uit Zwitserland, een Engelsman uit New Castle die zijn baan heeft opgezegd en de wereld rondtrekt en een Tsjechische vrouw die binnenkort tegen haar zin voor haar werk naar Irak moet. Onder het genot van de nodige biertjes wisselen we ervaringen uit en geven elkaar tips.
Yonas ziet meer handel in ons. Hij ruikt meer verdiensten, stelt zich op als een gids en blijft de hele dag bij ons. In de stad wordt op twee plekken het reggaefestival gehouden. Het festival is ter ere van de herdenking van de geboortedag van Bob Marley; 71 jaar geleden. Een gratis kleinschalig festival en op een andere plek een groter festival waar entree voor betaald moet worden. Yonas brengt ons eerst naar het gratis festival en na een uurtje gaan we door naar het grotere festival. Daar mogen het kaartje van Yonas betalen. Op het grotere festival zien we mooie reggaefiguren rondlopen. Op het podium onder andere een reggaeopa in een stoel die nog in de begeleidingsband van Bob Marley heeft gespeeld. Hij doet ons denken de opa in de film van Ma Flodder. De kwaliteit van het geluid en de muziek is zeer matig, maar de sfeer is meer dan uitstekend. Over het terrein hangt een sterke wietlucht. Regelmatig worden we aangeschoten met de vraag of we een jointje willen kopen. Vlak voor het podium liggen een aantal gasten zo dronken als een aap op de grond; één ervan probeert als kotsend overeind te komen, wat niet helaas lukt. Het nummer Ethiopische mountains wordt door de bezoekers in alle hevigheid meegezongen, ondanks dat de zanger zo vals als een kraai zingt.
Omdat we de volgende morgen om half vijf op het busstation moeten zijn, voor de reis naar Mekele, besluiten we om uur of twaalf terug te gaan naar ons hotel. Yonas brengt ons met de auto van zijn baas naar het hotel. Bij het verlaten van het terrein worden we omringd door jongeren die actief blijken te zijn als zakkenrollers. De politie ziet dit en de jongens worden met wapenstokken weggejaagd. Eén van de zakkenrollers is niet snel genoeg en krijgt rake klappen. Op de parkeerplaats
komen we ook niet direct weg. Daar staan een aantal mannen met een verwilderde blik in de ogen. Stokken in de hand. We moeten protectiegeld betalen, want ze hebben de auto bewaakt! Met 50 Birr nemen ze geen genoegen en ze beginnen dreigend met de stokken te zwaaien en op de auto te slaan. Yonas gaat in felle discussie met hen. Oei, hoe gaat dit aflopen! Dan belt Yonas zijn baas, Alex, die direct komt aanlopen. Voor Alex, een grote kerel, hebben de parkeerwachters meer ontzag en we kunnen doorrijden. Als we in het hotel ons klaar maken voor een korte nachtrust, mist Peter zijn IPhone. Shit, shit, shit, toch nog gerold door de zakkenrollers?? Ik heb het telefoonnummer van Yonas en we bellen Yonas. De IPhone blijkt nog in de auto te liggen. Morgenvroeg brengt Yonas ons naar het busstation en dan krijgt Peter zijn IPhone terug, zo beloofd Yonas ons.
Zondag 7 februari 2016
Een busreis van twaalf uur
Van slapen komt niet veel. We hebben beide last van de darmen en winderigheid en maken om de beurten de bijbehorende geluiden.
Om vier uur in de ochtend het bed uit. Om half vijf komt namelijk Yonas ons ophalen om ons naar busstation te brengen. Een medewerker van het hotel, die ons wekt, verkeert echter in de veronderstelling dat hij ons weg moet brengen. We geven echter aan dat wij opgehaald worden. De medewerker vertrekt dan zonder ons met andere hotelgasten. Om half vijf zien we echter geen Yonas. Tegen kwart voor vijf maar eens bellen. Er wordt niet opgenomen. Een paar minuten later nog een keer proberen. Wordt weer niet opgenomen. Gaan we de bus naar Mekele missen? En krijgt Peter zijn IPhone wel terug? Net als we bezig zijn om alternatieve scenario’s uit te denken, komt Yonas met zijn baas aanrijden. Bij afspraken over tijd moet je in Ethiopië blijkbaar een ruime marge inbouwen.
Ik verkeer in de veronderstelling dat er op het busstation een paar bussen klaar staan die toeristen met een luxe touringcar vervoeren naar Mekele. Dat blijkt een verkeerde gedachte. Op het station is het een drukte van belang. Overal Ethiopiërs en maar een paar toeristen. Al zoekende naar de juiste bus tussen de ongeveer dertig bussen, zien we een vrouw zonder schaamte in het gezichtsveld van eenieder haar baby de borst te geven. We worden aangeklampt door jongetjes van tien, twaalf jaar oud die ons om vijf uur in de ochtend koek, frisdrank en sigaretten willen verkopen vanuit een omgebouwde kinderwagen. De kinderwet van Van Houten is duidelijk aan Ethiopië voorbijgegaan. De jongetjes hebben handelsgeest. Als we wat koekjes kopen voor zeven Birr en we met een briefje van tien Birr betalen, hebben ze opeens geen wisselgeld meer. Bedanken voor de fooi is er niet bij. De jongetjes leren al snel hoe ze moeten overleven!
Met behulp van Yonas en Alex vinden we uiteindelijk de juiste bus. Om half zes start de bus, die propvol zit. We zien twee Chinezen en voor de rest zijn het Ethiopiërs die in de bus zitten. We willen achterstallig slaap in halen, maar helaas gaat dat feest niet door. Eenmaal buiten de stad beginnen de bergen met vele haakse bochten. En bij iedere dorpje dat we in- en uitrijden ligt een verkeersdrempel. De chauffeur heeft echter haast. In de bochten of in de dorpjes, maakt niet uit, de voet blijft op het gaspedaal. We worden heen en weer geslingerd en worden er beroerd van. Slapen is niet mogelijk. We proberen dan maar te genieten van het afwisselende landschap. We zien loslopende koeien, ezels, kamelen en schapen op de weg, kleine schamele hutjes, kinderen lopend met ezels die jerrycans met water dragen.
Tegen de middag stoppen we voor een lunch. De bekende Injura pannenkoek komt weer op tafel. Bijna onaangeroerd laten we die achter. In de bus kom ik vervolgens in gesprek met een man die voor een touroperator werkt. Tijdens onze trip in India hebben wij ons soms voorgedaan als journalist. We kregen dan heel andere gesprekken. Vanuit deze ervaring hebben we nu nep perskaarten bij ons. Ik laat de man mijn perskaart zien en vertel dat wij een boek schrijven over onze reis door Ethiopië. Als hij voor ons tegen een matsprijsje een chauffeur met auto kan regelen, dan maken we in ons boek veel reclame voor zijn baas. De man gaat direct bellen en we horen nog nader van hem.
Laat in de middag, tegen een uur of zes komen we aan op het busstation in Mekele. Alex had ons beloofd dat we daar opgehaald zouden worden. Hij had Yohannes hotel voor ons gereserveerd, vlakbij het busstation. Maar ook hier weer niemand die ons staat op te wachten. Het hotel blijkt gelukkig op loopafstand van het busstation te liggen. Bij de receptie aangekomen blijkt dat er ook niet voor ons gereserveerd is. Heeft Alex ons bedonderd? En kunnen we fluiten naar de tickets voor de Dana Kil Tour en de 100 euro die we als voorschot betaald hebben? In eerste instantie geeft de receptioniste aan dat het hotel volgeboekt is, maar dan bedenkt ze zich. Het hotel zit volop in de verbouwing. Er is toch nog een tweepersoonskamer vrij, die is nog niet helemaal klaar. In de badkamer werkt het elektrisch niet. Allerlei draden komen uit de muur, maar zijn nog niet aangesloten. Geen probleem. We hebben in ieder geval een bed voor de nacht. En voor ongeveer 20 euro kun je ook niet alles hebben. Na het inchecken gaan we naar het kantoor van de Dana Kil Tour en daar blijkt dat we wel aangekondigd zijn. De tickets voor de tour worden in orde gemaakt.
Terug in het hotel komen we in contact met Michael. Een Engelsman van begin dertig uit Londen die alleen reist. We drinken met hem een biertje en wisselen reiservaring uit. Michel is een zeer sociaal bewogen persoon. Vindt het maar niets dat Engeland weinig vluchtelingen opneemt.
Samen met Michael gaan we op zoek naar een leuk café. Van de medewerker achter de receptie krijgen we een tip. Amazone. Dichtbij en een leuke kroeg. Wanneer we Amazone binnenkomen is het stikdonker. We zien alleen witte gebitten. Dan komt er een bediende bij ons in een witte jas. Vraagt niets, maar zet drie flesjes bier voor ons neer op de tafel waar we aan staan Vervolgens plukt de man drie schaars geklede dames uit de kroeg die hij opdracht geeft om ons te vermaken. De dames kunnen nauwelijks Engels maar staan met grote borsten tegen ons aan te rijgen. Het is duidelijk. We zijn in een hoerentent belandt. De dames moeten ons vermaken en vooral op kosten jagen, door te zorgen dat we veel drinken. De barman geeft de dames ook een fles bier en met gebaren wordt ons duidelijk gemaakt dat we er ook nog maar eentje moeten nemen. Om verrassingen te voorkomen vraag ik de barman naar de prijs van een biertje. Ongeveer 9 euro! Michael voelt zich helemaal ongemakkelijk bij de dames en gaat snel naar buiten om een sigaretje te roken. Ook wij besluiten het voor gezien te houden en gaan samen en met Michael op zoek naar de volgende kroeg. Daar treffen we hetzelfde recept aan. Michael heeft er dan genoeg van en haakt af. Dit is niet iets wat past bij zijn Groenlinksidealen. Wij geven het nog niet op en gaan bij een volgende kroeg naar binnen. Bij binnenkomst moeten we opnieuw onze ogen goed de kost geven. Ook hier stikdonker. Eenmaal bij de bar gekomen, bestellen we een biertje. De barvrouw opent vervolgens de diepvries en haalt hier twee biertjes uit. 16 Birr, oftewel zo’n 80 eurocent per flesje. Nadat we een beetje aan het donker gewend zijn, zien we een stomdronkene man aan een tafel hangen. Wanneer de disjockey een plaat van Michael Jackson opzet, waant de man zich even Michael Jackson himself en geeft een zeer slechte moonwalk show weg. Na een paar biertjes gaan we terug naar ons hotel. Halverwege worden we aangesproken door twee tieners van een jaar of vijftien die de hoer spelen. De kleinste is duidelijk onder invloed van drugs en alcohol. Als we een beetje met de jonge dames staan te ouwehoeren, komt plotseling een politieagent eraan. De dames worden weggejaagd met een wapenstok en wij krijgen ook beleefd maar indringend het advies om door te lopen. Als we bij het hotel aankomen en buiten even wat staan te ouwehoeren met een aantal bruiloftgasten, komen de hoertjes ook weer aan lopen. Wij hebben echter geen behoefte om de omzet van de dames op te schroeven.
Maandag 8 februari 2016
Voetbal in een netje, de warmste plek op aarde, dansen op de zoutvlakte en een internationaal drinkgelag
Vandaag starten we de Dana Kil Tour. Met ongeveer 20 toeristen uit diverse landen gaan we in zeven jeeps op pad. De jeeps zijn voorzien van vierwielaandrijving. Dat is nodig verzekert de chauffeur ons want anders komen we niet door de onherbergzame gebieden. In de zevende jeep bevinden zich militairen voorzien met Kalasjnikovs. Omdat het gebied dat we bezoeken kort bij de grens met Eritrea ligt en de verhoudingen met Eritrea erg gespannen zijn, kunnen we de tour niet op eigen houtje doen. Begeleiding door de militairen is een verplichting.
In onze jeep krijgen we gezelschap van Linus Mets, een Zweedse jongen van 25 jaar die alleen reist. Linus is bang dat hij zijn achternaam vergeet. Daarom heeft hij op zijn rechterbeen in grote letters zijn achternaam getatoeëerd. Al snel hebben we een klik met Linus. Een sociale, levenslustige vent. Als ik Linus vertel over de perskaarten dan zegt Linus dat we daar erg mee moeten oppassen. Niet zo lang geleden zijn twee Zweedse journalisten in Ethiopië opgepakt. Zij hebben 432 dagen onder erbarmelijke omstandigheden in de gevangenis gezeten. Ik besluit om de perskaarten maar niet te verder te gaan gebruiken. Wel wil ik het boek lezen dat de Zweedse journalisten naderhand hebben geschreven over hun gevangenschap
Na een tocht van een paar uur, stoppen we voor een lunch bij een nederzetting. Na de lunch komen er een stuk of vijf jongetjes op mij af en vragen of ik van voetbal hou. Dat doe ik. Vervolgens vragen ze of ik met hun wil voetballen en dan word ik aan de hand meegetrokken, een winkel in waar ze van alles verkopen; onder andere voetballen. De groep jongetjes is inmiddels uitgebreid tot ongeveer tien jongetjes en allemaal roepen ze om een voetbal. Ik vraag de verkoper wat een voetbal moet kosten. 100 Birr; ongeveer 4,50 euro. Veel te veel denk ik en bied een prijs van 20 Birr. De verkoper weigert echter iets van de prijs af te doen en de jongetjes beginnen steeds harder om de voetbal te roepen. Ik denk, ik kan de jongetjes niet teleurstellen, dan maar de volle mep betalen. Verkoper haalt bal in netje van de spijker. Ik betaal 100 Birr en kinderen rennen met bal in netje naar buiten en beginnen buiten met de bal nog in het netje te voetballen. Vreemd denk ik nog. Waarom halen ze het netje er niet af. Na wat gevoetbald te hebben, vervolgen we de reis. Wanneer ik de chauffeur het verhaal van de voetbal vertel, zegt de chauffeur met een grote glimlach op het gezicht dat de bal in het netje al lang weer aan de spijker in de winkel hangt, wachtend op de volgende toerist. Oplichting, een staaltje nieuwe economie of ontwikkelingshulp? Onder welke categorie moeten we het voorval scharen? Maakt niet uit. Voor 4,50 euro ben ik ongewild hoofdrolspeler geweest in een prachtig toneelstukje met zeer jonge maar talentvolle acteurs!
Nadat we na de lunch nog een uurtje of twee gereden hebben komen we aan in de Dankil woestijn. Het heetste en meest onherbergzame deel van deze woestijn, de Danakildepressie, wordt door slechts een paar heuvels gescheiden van de Rode Zee. Het staat te boek als de warmste plek op aarde. In de zomermaanden kan de temperatuur oplopen tot boven de zestig graden. Door vulkanische uitbarstingen is hier in de loop van de geschiedenis een soort binnenmeer ontstaan. Door de enorme hitte verdampte het water en bleef er een enorme zoutvlakte achter. Het gebied wordt bewoond door de Afar. Een nomadenvolk dat voornamelijk leeft van de zoutwinning.
Nadat we met de jeep een tijdje hebben gereden op de zoutvlakte maken een stop. We lopen wat rond en zien zover we kunnen kijken alleen maar de zoutvlakte. Geeft een beeld van een ijsvlakte. Tijdens de stop krijgen we een mix drankje van witte wijn en ouzo (Grieks drankje) Dan zet een van de chauffeurs de muziek in de auto harder en beginnen we spontaan op de zoutvlakte te dansen. En zo hebben we op de zoutvlakte een internationaal dansparty. Want ons gezelschap bestaat behalve een Zweed, uit een Engelsman, een vrouw uit Zuid-Afrika, een man uit Australië, een vrouw uit Canada, drie Zwitsers, een aantal Koreanen en een aantal Japanners. Met Engels als voertaal worden ervaringen uitgewisseld. Na het dansen knopen we een praatje aan met de militairen. We gaan met poseren op de foto en krijgen ze zo gek dat ze ons de geladen Kalasjnikov afstaan, zodat wij met Kalasjnikov kunnen poseren en dan is ons natuurlijk niets te dol! Totdat de baas van hen ingrijpt.
Na de dansparty op de zoutvlakte rijden we naar een Afar nederzetting. Een verzameling van schamele hutjes van takken, sloophout en afvalplastic. Geen water, geen elektriciteit, geen sanitaire voorzieningen. De onherbergzame omgeving ligt vol met keien en kleine rotsbrokken. Geen plant of boom te kennen. Tussen de keien en rotsblokken wel veel zwerfvuil. Waar geiten en schapen in zitten te trekken, op zoek naar iets eetbaars. Wij willen zo’n hutje wel van binnen bekijken en gaan quasi onschuldig een hutje binnen. Binnen zit een vrouw met ontbloot bovenlichaam met een aantal kinderen. Met de go procamera probeer ik het tafereel vast te leggen. We proberen een praatje te maken en willen foto’s maken. Als Peter zijn IPhone voor de dag haalt, dan worden de hangborsten snel achter een doek verborgen. We kunnen foto’s maken maar dan moet er wel geld betaald worden. Geen probleem. Ik geef een paar briefjes van tien en we maken allerlei gekke foto’s. Als Peter de hut wil verlaten, wordt hij aan zijn hand vastgehouden. Mama wil ook van Peter geld zien, eerder mag hij de hut niet uit!
Kort bij de hutjes worden krakkemikkig veldbedjes klaargezet voor ons. Daarop mogen we in de buitenlucht slapen. Als we aan het avondeten beginnen is het bijna donker. Na het eten zegt een begeleider dat we kunnen gaan slapen, want morgenvroeg moeten we om vijf uur op. Het is acht uur in de avond, stikdonker, maar we hebben allerminst zin in slapen. Bijna tegen beter weten in vragen of we niet ergens een biertje kunnen drinken. Maar tot onze verbazing krijgen we een bevestigend antwoord. Op ongeveer een kilometer afstand bevindt zich de militaire post en daar verkopen ze bier. Wie gaat er mee? De Zuid-Afrikaanse dame, de Australische man, Linus onze Zweed en Michael de Engelsman gaan met ons mee.
De militaire post ziet er armzalig uit. Van stukken afvalhout zijn een paar banken gemaakt. Wel staat er een groot tv midden in de tent. We gaan buiten aan een tafeltje zitten en bestellen een paar biertjes en daarna nog een paar en nog een paar. Uiteindelijk staat de hele tafel vol met lege bierflessen en is de stemming aan tafel opperbest. De rest van de gasten zijn al vertrokken maar wij kunnen er geen genoegen van krijgen. De bardame vindt het echter mooi genoeg geweest. We krijgen geen bier meer en ze doet het licht uit. Of we nog wel even elf flesjes per persoon willen afrekenen.
Als we teruglopen naar onze slaapplek blijkt dat het lastig is de weg te vinden in het donker spookachtige landschap. De één zegt dat we rechtdoor moet lopen , de ander is van mening dat we op een gegeven moment rechtsaf moeten gaan. Hoe dan ook, we komen uiteindelijk terecht op onze veldbedjes. Met kleren en de schoenen aan en de contactlenzen nog in, vallen we al snel in slaap.
Dinsdag 9 februari 2016
Walking on the moon, creatief douchen en zwarte pieten met internationaal gezelschap.
We worden om 5.00 uur wakker gemaakt voor het ontbijt. Het is nog pikkedonker en bepaald fris en fruitig zijn we nog niet. Als het net licht begint te worden gaan we op pad naar de berg Dalol. Daar lopen we rond in een soort maanlandschap die is ontstaan door vulkanische uitbarstingen. Een kleurrijk landschap van zoutpilaren, zoutrotsen en kokende bronnen in de kleuren oranje, geel, rood en blauwgroen. Zo’n wonderlijk landschap hebben we nog niet eerder gezien. We wanen ons op de maan.
Daarna gaan we een kijkje nemen bij de zoutwinning. We zien Afar werkers in korte broek met een speciale gereedschap zoutblokken hakken. Eerst worden grote blokken uit de aarde gehakt, dan worden de grote blokken verdeeld in kleinere blokjes. De kleinere blokjes worden vervolgens op standaardmaat gemaakt. Dit werk gebeurt in gehurkte werkstand. We vragen maar niet of dit Arbo technisch verantwoord is. Per zoutblok ontvangen de werklui 5 Birr. Aan het einde van de werkdag worden de zoutblokken op kamelen en ezels geladen. Op iedere kameel 20 zoutblokken en op iedere ezel 10 zoutblokken. Als de dieren bepakt en beladen zijn, gaan in een lange karavaan optocht naar de stad waar de zoutblokken worden verkocht.
In de middag reizen we dan door naar een moslimdorpje. Daar worden we ontvangen in een soort pension. In drie grote lokalen worden op de grond dunne matrassen neergelegd, waar we op kunnen slapen. Omdat we al twee dagen op pad zijn zonder elektriciteit en zonder wasgelegenheid willen we onze telefoons opladen en weer eens douchen. Het opladen van de telefoons vereist het nodige speurwerk. De elektriciteit lijkt aangelegd door een beginnende amateur. Veel loszittende draden of stopcontacten die überhaupt niet werken. Linus, die van beroep elektricien is, gruwt ervan.
Ook het douchen vergt wat aanpassingsvermogen. Als ik onder de douche sta, komt er geen water uit de kraan. Snel de onderbroek weer aan en vragen of het euvel verholpen kan worden. De vrouw des Huizes wijst mij dan op de emmer met regenwater die in de douche staat. In de emmer ligt een kleine kan. Met gebaren maakt ze duidelijk dat ik met de kan regenwater uit de emmer moet scheppen en dan dit over mijn hoofd moet gooien. Och ja waarom ook niet en door het koude water word je lekker fris.
Na het douchen loop ik een stukje door het dorp. Daar word ik aangesproken door een vijftal kinderen die voor de verandering in plaats van geld snoep willen. Och denk ik, ik zal eens trakteren en loop met de kinderen naar de snoepwinkel. Onder het lopen is de groep al uitgebreid tot ongeveer tien kinderen. En wanneer de verkoper met de doos snoep uit de winkel komt, komen uit alle hoeken en gaten kinderen aangerend. Ik krijg de doos met snoepgoed in handen gedrukt. Tijd om netjes uit te delen krijg ik echter niet. De kinderen vallen mij gewoon aan en grijpen wat ze kunnen grijpen. Een oude man probeert de orde nog wat te herstellen en begint met een stok op de kinderen in te slaan. Veel helpt het allemaal niet. Een aantal kinderen rent weg met veel snoep in de handen. Anderen hebben niets en beginnen te huilen en te schreeuwen. En zo ervaar ik dat ontwikkelingshulp een vak apart is.
Peter wil op zijn beurt met een aantal kinderen een rondrit maken op een platte kar voortgetrokken door een ezel. Onze gids Ozzy is de berijder. De ezel is echter niet gecharmeerd van het gezelschap en dreigt op hol te slaan; tot groot vermaak van mij. Met de nodige kunst- en vliegwerk weet Ozzy de ezel tot staan te brengen.
’s Avonds willen we het dorp in. Op zoek naar een kroeg. Onze gids adviseert ons dringend om dat niet te doen. De afar mensen hebben het sowieso niet zo op buitenlanders en het zijn ook nog eens moslims. Als ze ons dan in een kroeg zien bier drinken, dan kunnen we wachten op problemen. We besluiten dan maar op het binnenplein van het pension ons te vermaken. Eerst knobbelen met een biertje daarna spelen we onder het genot van de nodige biertjes het kaartspel zwarte pieten, dat Jos heeft meegenomen. Het eenvoudige spel is snel uitgelegd. Degene die als eerste zijn kaarten heeft uitgelegd mag een opdracht bedenken voor degene die aan het einde van het spel de zwarte piet nog in zijn hand heeft. En zo zien we verliezers andere reisgenoten niets vermoedend de liefde verklaren, een aap nadoen, het volkslied zingen of een gek dansje doen. In het begin van het zwarte pieten spel volgen de kinderen van de gastvrouw het spel op enige afstand. Maar naarmate het spel vordert en de lachsalvo’s toenemen komen ze dichterbij om uiteindelijk ook mee te doen aan het spel. De kinderen blijken het spel snel onder de knie te hebben. Ook kun je merken dat ze geleerd hebben om te overleven in deze harde wereld. Ze zijn goed gebekt en reageren ad rem. En als ze het van elkaar niet met de mond kunnen winnen, dan komen de vuisten aan bod. Tegen het einde van de avond vallen de jongste kinderen onder de veranda in elkaars armen in slaap op een dun matras. Blijkbaar een normaal gebeuren want de moeder laat de kinderen rustig liggen.
Woensdag 10 februari 2016
De val van Peter en slapen op een vulkaangebergte
Vandaag gaan we verder de Danakil woestijn in om een vulkaan berg te beklimmen. Daar zullen we vervolgens de nacht doorbrengen. Nadat we een tijdje op geasfalteerde wegen hebben gereden, rijden we de woestijn in. Tijdens een tocht van ongeveer twee uur rijden we met grote snelheid over kale zandvlakten. Onze chauffeur voelt zich duidelijk in zijn element. Wij wanen ons deelnemer aan de Parijs-Dakar rally. Zo ver we kunnen kijken, we zien allemaal geel zand en stofwolken.
Na twee uur rijden stoppen we in een dorpje om wat te eten. Na het eten lopen wij voor een verkenningstocht het dorpje door. Bij een van de hutjes maken we een praatje met de bewoners. We worden uitgenodigd om binnen te komen en dat laten we ons geen twee keer zeggen. Bij binnenkomst moet we bukken en glij ik tot hilariteit van de bewoners bijna uit over de gladde grond. Een stuk of tien Afar mensen liggen op de grond. Staand is niet mogelijk in de kleine hut. En als we gaan zitten scheur ik uit de broek. Als ik een van de vrouwen met handgebaren vraag of zij de broek wil maken en net doet alsof ik de broek uittrek, maakt een oudere man onmiddellijk duidelijk dat dit niet kan. Ook mogen we geen foto’s maken. Wel krijgen we qat aangeboden, een plant die verdovende middelen bevat, waar ze al kauwend van genieten. Aan het plafond zien we aan een dun touwtje resten van rauw dierenvlees hangen. De lekkernij is ontdekt door een zwerm vliegen. Omdat we niet kunnen communiceren, stappen we na korte tijd op. Nadat we in de jeep zijn gestapt komen we na een poosje uit in een gebied vol met rotskeien. We worden heen en weer geslingerd in de auto en snappen nu heel goed waarom de jeep een vierwielaandrijving nodig heeft. De rit over het rotslandschap duurt ons veel langer dan ons lief is. Uiteindelijk komen we in een soort nederzetting aan. Daar staan hutjes gemaakt van rotsblokken. Vanuit hier gaan we lopend de vulkaan berg op. We moeten wachten tot het donker begint te worden. Het is anders veel te warm voor de tocht. Gewapend met een rugzak, een slaapzak en twee grote flessen water beginnen we in schemerdonker de klimtocht van negen kilometer door het rotsachtige gebied. Al snel zijn we de zaklantaarn nodig om te kijken waar we onze voeten neer kunnen zetten. Ongeveer halverwege de tocht naar boven struikelt Peter en valt. Op zijn scheenbeen heeft hij een lelijke wond. De wond wordt provisorisch schoongemaakt, de bagage van Peter gaat op een kameel en zo vervolgt Peter de tocht.
Op driekwart van de tocht begint bij mij de vermoeidheid toe te slaan. Het gebrek aan conditie wordt mij pijnlijk duidelijk gemaakt. En dat niet alleen. Onder mijn voeten beginnen een aantal blaren een nieuw leven. Met veel pijn en moeite en mentale ondersteuning van gids Ozzy kom ik boven. Peter en Linus zijn er dan al even. Boven zien we opnieuw een nederzetting bestaande uit hutjes van rotsblokken. Naast de hutjes hebben ze op de grond kleine ruimtes gemaakt, omringd met rotsblokken. Daar worden de matrassen neergelegd en daar kunnen we onder de blote hemel gaan slapen. Voordat we gaan slapen, gaan we echter eerst nog naar de werkende vulkaan. Als we daar aankomen zijn we in één klap de vermoeidheid vergeten. We zien een groot rond gat van ongeveer 200 meter doorsnede en 100 meter diep een kolkende vuurspuwende massa dat af en toe op laait. Een zeer bijzonder schouwspel. Peter bedenkt een fotopose waarop het net lijkt alsof we in het vuur springen. Om de foto goed tot zijn recht te laten komen, gaan we nog iets dichter bij het gat staan. Maar dan komt een militair met kalashnikov naar ons toe en maakt luid en duidelijk kenbaar dat we op gepaste afstand moeten blijven. Na de nodige foto’s en filmopnames te hebben gemaakt zoeken we op bedje op. Het is dan al middernacht geweest.
Donderdag 11 februari 2016
De vulkaanberg af.
Om vier uur in de ochtend worden we wakker gemaakt. Peter is er beroerd aan toe. Hij zaait paniek door plotseling op een draf op blote voeten over de rotsblokken weg te lopen. Na een paar minuten komt hij terug. Het diarree monster maande hem om met spoed een stil plekje te vinden om een bijzonder souvenir achter te laten.
Peter heeft nog naast darm en maagklachten ook nog veel last van zijn wond aan het scheenbeen. Hij gaat dan ook niet mee als we de vulkaan nogmaals bezoeken. Linus en ik lopen over de lavabrokstukken richting de vulkaan. Her en der knapt een brokstuk wanneer we erop gaan staan. Dit geeft een raar gevoel. Bij de vulkaan aangekomen genieten we opnieuw van het bijzonder schouwspel van de vuurmassa. Dan gaan we terug naar onze slaapplek. We krijgen daar als ontbijt een flesje frisdrank en wat koekjes. Vervolgens starten we de terugreis. De bagage van Peter gaat op een kameel maar Peter wil als een echte bikkel zelf de berg afdalen. Het is nog pikkedonker wanneer we beginnen te lopen. Hoewel ik nog flink last heeft van de blaren, gaat het dalen mij aanmerkelijk beter dan af dan het klimmen. Tegen zeven uur, wanneer we halverwege zijn, begint het licht te worden. We zien dan mooie vergezichten. We worden begeleid door een Ethiopische man met kalashnikov. Hij spreekt geen Engels, dus de beperkte communicatie met hem gaat met handen en voeten. Als we eindelijk weer aankomen bij de nederzetting, kunnen we ontbijten. Brood met geklutste eieren op een bordje vol met stof en een kopje koffie dat niet te drinken is. Na een slok koffie gooi ik de rest van het kopje op de grond. Linus ziet dan hoe het gesteld is met de hygiëne van de Ethiopiërs. Een vrouw die in de keuken werkt, ziet haar kind in het open veld poepen. Zij gaat naar de plek toe, graaft met de ene hand een klein gat in de grond, veegt met de andere hand de poep erin en bedekt vervolgens de poep met een klein laagje grond. Vervolgens gaat de vrouw zonder de handen te wassen weer in de keuken aan het werk om verder te gaan met het klaar maken van het ontbijt.
Peter vraagt bij de militairen om medische hulp voor zijn wond. Zijn wond wordt schoongemaakt en voorzien van nieuwe pleisters. Dan stappen we de jeep weer in en gaan terug naar Mekele; eindbestemming van de Dana kil Tour. Eerst rijden we weer twee uur door een rotsachtig gebied waarbij we heen en weer geslingerd worden. Dan weer ongeveer twee uur door de woestijn en vervolgens komen we op de verharde weg uit. In een klein plaatsje stoppen we voor een lunch. Daar nemen we afscheid van onze gidsen. Peter en ik houden een inzameling voor een fooi aan de gidsen, de chauffeurs en de koks. We vragen ieder 200 Birr te betalen. Met uitzondering van een aantal Japanners doet iedereen dit. We maken een groepsfoto en we bedanken namens de hele groep de begeleiders voor hun fantastische werk en geef hen het ingezamelde bedrag. Iedereen heeft erg genoten. Peter geeft Ozzy nog een extra bedrag voor zijn hulp nadat Peter gevallen was.
Nadat we in Mekele aangekomen zijn en afscheid hebben genomen van de groep haalt Peter bij de apotheek nieuwe medicijnen voor zijn wond en een soort jodium voor mijn blaren. Het jodium lijkt op het spul dat de veeartsen in Nederland gebruiken voor de dieren. Het blauwe goedje trekt niet alleen in de blaren maar ook in de vingers en in de handdoeken van het hotel. We eten en drinken nog wat in het hotel. Linus vraagt of hij met ons verder kan reizen. Hij vertelt veel van ons geleerd te hebben en voelt een klik met ons. Hij heeft voor morgen een privéchauffeur met auto geregeld. We kunnen met hem mee, als we willen. We gaan hiermee akkoord. In ieder geval trekken we tot Addis Abeba gezamenlijk op. Dan zien we wel verder. We besluiten om morgen naar Lalibela te gaan en vanuit daar richting Addis Abeba te reizen.
Het is nog maar rond acht uur in de avond als we ons nest op zoeken. Doodmoe vallen we al snel in slaap.
Vrijdag 12 februari 2016
Op weg naar de stad van de ondergrondse kerken.
Voor het eerst sinds onze aankomst in Ethiopië hebben we lang en goed geslapen in een prima hotelkamer. Het plan om met privéchauffeur van Linus naar Lalibela te reizen, kunnen we in de prullenmand gooien. Hij is pas tegen vijf uur in de middag beschikbaar. Dan maar met de minibus naar Lalibela. De reis duurt ongeveer acht uur. We moeten twee keer overstappen. Eén keer in een kleine plaats en één keer in Weldia. Onderweg genieten we van het landschap, maken foto’s en filmopnames. Vlak voordat we in Weldia aankomen stapt ogenschijnlijk toevallig een jonge knaap in de bus, die met ons in gesprek gaat. Type gladde jongen. Hij vertelt ons dat er vanuit Weldia vandaag geen minibus meer naar de Lalibela gaat. Hij kon als wel helpen aan vervoer per jeep. Als we verstandig zijn, stappen we uit bij het hotel waar de jeep staat. Als we naar de prijs vragen, blijft hij vaag. We besluiten om gewoon bij het busstation uit te stappen en eerst wat te eten voordat we de verder reizen. Van Weldia naar Lalibela is ongeveer nog vier uur reizen. De gladde jongen volgt ons. Op zijn uitnodiging om bij het hotel te gaan eten, gaan we niet in. We gaan naar de tent tegenover het busstation dat een soort pension blijkt te zijn. Daar bestellen we wat te eten. Vlees en vis kunnen we niet krijgen. Het is vrijdag en voor moslims is dat een dag waarop deze gerechten niet gegeten mogen worden. We ouwehoeren met de bediening. Een oude vrouw, een mooie jonge dame met grote borsten, die natuurlijk direct op de foto gezet moet worden en een leuke meid die koffiebonen fijnstampt. Ondertussen probeert onze gladde jongen ons een reis per jeep te verkopen. 1.900 Birr per persoon. We geven hem aan dat het veel te veel geld is en we geen interesse hebben. Hij verlaat even de tent maar blijkt een handlanger bij zich te hebben die ons op een afstandje in de gaten houdt. Na een poosje komt de gladde jongen terug en probeert opnieuw te onderhandelen. We geven aan dat hij zijn tijd verdoet. Plotseling geeft hij aan dat hij alsnog een minibus voor ons kan regelen. Voor 400 Birr kunnen we met zijn drieën mee. Dat klinkt beter en we gaan akkoord. De minibus komt bij het pension voor rijden. Bij het instappen wil de gladde jongen ineens extra geld. Hij wil commissiegeld. Als we aangeven dat we daar niets over hebben afgesproken en hem dus geen geld geven, wordt hij kwaad, begint te schelden en driegende taal uit te slaan. Dan helpt een Duitser die voor in de bus zit ons. De Duitser blijkt de Ethiopische gewoonten op dit terrein te kennen. Met de nodige overtuiging maant hij de chauffeur tot rijden en zegt tegen de gladde jongen dat hij moet ophoepelen. Als we in gesprek komen met de Duitser zegt hij dat het hulpje van de bus, zijn zoon is. Als we vragen of hij hem geadopteerd heeft, zegt hij dat het zijn vriend is, die hij al een jaar of zes goed kent. Peter denkt dat de Ethiopische jongen zijn schandknaap is. De Duitser heeft een goede tip voor ons voor een hotel in Lalibela. Goedkoop en van alle gemakken voorzien. De service van hem en zijn schandknaap gaan nog verder. Morgenvroeg wil de schandknaap wel ervoor zorgen dat één van zijn vrienden ons de weg wijst naar het kantoor van Ethiopische Airlines. We willen immers met een binnenlandse vlucht van Lalibela naar Addis Abeba. We hebben namelijk geen zin om nog eens weer twaalf uur in de auto te zitten. De binnenlandse vluchten zijn prijzig, maar we hopen via Linus korting te krijgen. Hij is in Ethiopië gekomen met Ethiopisch Airlines. En dan krijg je meer dan 50% korting op de tarieven voor binnenlandse vluchten. Ben je met een buitenlandse vliegmaatschappij gekomen, dan krijg je geen korting.
Na het inchecken gaan we de stad in. Het is dan al een paar uur donker. We worden direct aangeklampt door jonge ventjes. Where you come from, where you go. Omdat ik al snel het gezeur zat ben, antwoord ik nors en hard. “I come from Russia and I don’t speak English!” De stad valt tegen. We zien nauwelijks toeristen of leuke tentjes. We besluiten wat te gaan eten in een tent waar nog een paar mensen aan een klein tafeltje zitten. Tijdens het wachten op het eten, moet ik nodig plassen. De wc blijkt echter buiten werking te zijn. Als ik vraag waar ik dan moet plassen, moet ik meelopen naar buiten. Om de hoek van de tent blijkt in de kelder de wc te zijn. Op de vloer staat ongeveer 20 cm water. Staand in het donker op de trap besluit ik mijn water er maar aan toe te voegen. Omdat er verder niets te beleven valt in Lalibela besluiten we om terug te gaan naar het hotel.
Zaterdag 13 februari 2016
Bliksembezoek aan het achtste wereldwonder, de ondergrondse kerken in Lalibela en maffiapraktijken met vervoer.
Nadat ik wakker word, wil ik me eerst douchen. De badkamer, die eigenlijk het predicaat badkamer niet mag dragen,is raar ingedeeld. Achterin de wc. Ergens lekt een kraan zodat op de vloer vlak voor de wc een laagje water staat. Vlak naast de wc de douche. Rare plek denk ik nog. Als je doucht dan wordt de hele wc nat. Daarom leg ik de rol wc-papier ook maar even op een andere plek. Als ik dan naakt onder douche sta, komen er wel geteld drie druppels water uit de douchekop. Dan maar een beetje wassen met water uit de kraan bij de wasbak. Warm water is te veel gevraagd. Ik mag het doen met koud water. En om het beeld compleet te maken, zie ik dat het placet van de wastafel scheef hangt en ieder moment definitief kan afknappen. In gedachte bedank ik de Duitser nog voor zijn goede tip!
Linus en ik bestellen een ontbijt. Ook hier is ons spreekwoord: “”what you order, you don’t get” ( wat je bestelt, krijg je niet) van toepassing. Peter is nog niet fit en slaat het ontbijt over. Om 8.00 uur staan er aan de poort van het hotel al drie mannen ons op te wachten. Eén van hen loopt met ons mee naar het kantoor van Ethiopisch Airlines. Omdat we geen zin hebben om opnieuw tien tot twaalf uur in de auto te zitten, willen we met een binnenlandse vlucht naar Addis Abeba. Op het kantoor aangekomen, horen we dat de vluchten tot en met dinsdag volgeboekt zijn! Dat is flink balen. Hoe verrassend, onze hulp heeft een oplossing. Hij kan vervoer met een jeep voor ons regelen. Voor 2000 Birr per persoon. We hebben grote twijfels of de vluchten wel uitverkocht zijn. Misschien heeft onze hulp de man achter het loket wel omgekocht. Op zijn minst had hij weet van het feit dat de vluchten uitverkocht waren. We laten ons door hem niet bedonderen. We zeggen hem niet in te gaan op het aanbod. We bedanken hem voor de hulp en nemen afscheid. Het is duidelijk te zien dat dit voor hem een flinke streep door de rekening is. Hij probeert nog te onderhandelen over de prijs, maar daar gaan we niet op in. Wat nu toe doen? Eerst maar eens naar het busstation om te kijken of we op een andere wijze vervoer kunnen regelen. Daar aangekomen lukt het ons een deal te maken met een chauffeur van een jeep. Voor 50 Amerikaanse dollar de man brengt hij ons naar Addis Abeba. Voor minder doet hij het niet. Omdat wij inzien dat we weinig andere keus hebben, gaan we akkoord.
Om 10.00 uur vertrekken. Betekent dat we nog 1,5 uur de tijd hebben om de ondergrondse kerken in Lalibela te bezoeken. Dit terwijl andere bezoekers van de kerken vijf dagen de tijd krijgen om de rotsachtige kerken te bezoeken die op nummer één staat van de toeristische attracties van Ethiopië. Immers zo lang is het entreebewijs van 50 Amerikaanse dollar geldig.
Lalibela heeft de officiële status van bedevaartoord. Het kerkencomplex, bestaande uit elf ondergrondse kerken, wordt ook wel het achtste wereldwonder genoemd en is in 1978 door de UNESCO aangemerkt als werelderfgoed. Enkele kerken zijn bedekt met lelijke afdaken, ter bescherming van de weersinvloeden. De afdaken doen behoorlijk afbreuk aan het geheel.
We wandelen ruim een uur door een web van ondergrondse gangen en kerken en zien biddende monniken, priesters en ander gelovigen en gaan dan terug naar ons hotel om vanuit daar met de jeep naar Addis Abeba te reizen.
Bij het hotel aangekomen staan een stuk of vijf Ethiopiërs ons op te wachten bij de poort. Wij moeten met een minibus naar het busstation en daar overstappen in de minibus. Omdat we dat niet vertrouwen geven we aan dat we dat niet doen. De jeep moet maar naar het hotel komen. Bij het uitchecken in het hotel krijgen we eerst nog een discussie met de man achter de receptie. Gisten was de prijs nog inclusief ontbijt. Vandaag weet hij hier zich niets meer van te herinneren en moeten Linus en ik alsnog extra betalen voor het ontbijt. Na een verhitte discussie met hem krijgt hij 100 Birr. Daar moet hij het maar mee doen.
Na een kwartiertje wachten arriveert de jeep. We stappen in en zijn klaar om te vertrekken. Dan komt plotseling een minibus aanrijden, die dwars over de weg gaat staan en daarmee de weg voor ons blokkeert. In de minus de schandknaap van de Duitser en een chauffeur. De schandknaap geeft aan dat wij met hen een afspraak hadden voor vervoer, dus we kunnen niet zomaar aan deze afspraak voorbijgaan en met de concurrent mee gaan! Inmiddels bemoeien zich ongeveer tien Ethiopiërs met de situatie. Van beide kampen wat. We weten alleen niet wie bij de ene kamp hoort en wie bij de andere. Linus heeft er genoeg van en gaat over de rooie. “I call the Swedisch ambassade and the police! I am a free man and I want to go where I want to go!””. Maar helaas ook deze opmerking haalt niets uit. We krijgen sterk de indruk met maffiapraktijken van doen te hebben. Na een uurtje bakkeleien wordt de blokkade opgeheven, met de afspraak dat we bij een hotel vlak buiten het centrum verder moeten onderhandelen. Onderweg geeft de chauffeur van de jeep aan dat hij er geen problemen mee heeft wanneer we met de concurrent mee gaan. Uiteindelijk besluiten we dat te doen tegen dezelfde prijsafspraken. En zo stappen we bij het hotel net buiten de stad over in de minibus van de concurrent. Na een uur rijden door de bergen op onverharde wegen stopt de minibus echter tot onze verrassing. We moeten overstappen in twee jeeps waar al een aantal ander mensen in zitten. Eerst begint echter opnieuw het spel van onderhandelen over de prijs. We geven echter niet toe en houden vast aan de afgesproken prijs. Omdat ik de grootste van ons drieën ben, mag ik in de ene jeep plaats nemen op de bank achter de chauffeur, naast een jong Spaans stel. Peter en Linus mogen in de andere jeep plaats nemen. In de bagageruimte, tussen de tussen de bagage van alle passagiers. En dan volgt een rit van ongeveer twaalf uur naar Addis Abeba. Tijdens de rit heeft Peter nog flink last van de darmen en laat verschillende hevig stinkende gassen ontsnappen waarbij hij zo onschuldig mogelijk blijft kijken. Ik kom aan de praat met het Spaanse stel. Wereldreizigers. Ik krijg tips over Vietnam, Cambodja en Birma. Birma was hun favoriete land. Niet toeristische, aardige bevolking en een schitterend landschap.
Tegen een uur op zeven ‘s avonds valt de duisternis in. Ook in het donker zien we op en langs de weg spelende kinderen, vrouwen met een bos hout op de rug en loslopende koeien, ezels en schapen. Voor Nederlandse begrippen levensgevaarlijk maar voor Ethiopische begrippen doodnormaal. Ook het inhalen van andere auto’s of een vrachtwagen vlak voor een onoverzichtelijke scherpe bocht, wordt door onze chauffeur als doodnormaal ervaren.
Tegen middernacht arriveren we bij het hotel dat Hannah voor Peter en mij gereserveerd heeft. Omdat de jeep waar Peter en Linus mee reizen eerst nog passagiers op andere plekken moet uitzetten, arriveert mijn jeep als eerste. Bij het uitstappen wil de chauffeur direct zijn geld, ongeveer 1100 Birr. Omdat ik geen contant geld meer heb, moet ik eerst pinnen bij de geldautomaat bij het hotel. Ik pin 4.000 Birr. Ik krijg geen geld. Omdat er soms onvoldoende geld in de automaten zit, doe ik een nieuwe poging. Ditmaal 3.000 Birr. Helaas. Ook de derde poging voor 2.000 Birr lukt niet. De chauffeur vraagt opnieuw om zijn geld. Ik geef aan dat ik graag wil betalen maar dat de geldautomaat niet werkt. Dan wordt de chauffeur boos. “Het kan mij niet schelen dat de geldautomaat niet doet. Ik wil nu mijn geld. Ik moet betalen voor benzine en andere kosten. Geef me het geld!” Ik laat hem mijn portemonnee zien met daarin hooguit een paar honderd Birr en probeer nogmaals duidelijk te maken dat de geldautomaat niet werkt. Hij wordt alleen maar bozer. Dan komt gelukkig de tweede jeep aanrijden. Peter is ook nagenoeg platzak maar Linus heeft genoeg contanten om voor ons drieën te betalen.
Bij het inchecken blijkt dat het hotel volgeboekt is. Er is geen kamer meer vrij voor Linus. Omdat er op ons kamer een tweepersoonsbed staat en een één persoonsbed kan Linus bij ons op de kamer.
Het hotel bevindt zich in het uitgaanscentrum. Omdat ik geld wil pinnen en nog wat wil drinken ga ik nog even op pad. Peter en Linus zijn echter te moe en gaan direct naar bed. Ik neem mijn pas van de betaalrekening mee, maar laat de creditcard in mijn rugzak achter. Met het weinige geld dat ik heb, drink ik vlakbij in een kroeg een paar biertjes en ga dan op zoek naar geldautomaten. Opnieuw geen succes. Dan hou ik een taxichauffeur aan en vraag hem naar werkende geldautomaten. Hij rijdt mij naar een hotel. Daar moet ik eerst door een beveiligingssluis en kom dan binnen in een grote hal. In een hoek staan vier geldautomaten. In probeer alle geldautomaten met wissellende opname bedragen. Nadat een aantal pogingen mislukt zijn, wordt mijn pas geblokkeerd. Ik ben nog verder van huis. Ik ga terug met de taxi naar het hotel, maak Linus wakker die mij opnieuw geld moet lenen. Ditmaal voor de kosten van de taxi.
Zondag 14 februari 2016
Rustdag en een familiediner
Terwijl Peter en Linus nog op bed liggen, kom ik op het binnenterrein aan de praat met een Amerikaan. Hij reist met de motor en is in november 2015 begonnen in Zuid-Afrika. De man heeft een tocht uitgestippeld door diverse werelddelen waarbij hij een jaar onderweg is. Soms reist hij met zijn tweeën of drieën, soms alleen. Als ik vraag hoe hij dat geregeld heeft met zijn werk, zegt hij dat hij eigen baas is. Hij maakt de reis om privéproblemen een plek te geven en kijkt mij veel betekent aan. Ik vraag maar niet verder.
Omdat mijn bankpas de vorige avond geblokkeerd is, probeer ik het noodnummer van de bank te bellen. Lukt niet. Wel kan ik mijn saldo checken en ik zie niets vreemd. Gelukkig. Met de creditcard ga ik pinnen bij de geldautomaat en ja hoor, een dikke stapel briefjes van 100 Birr rollen de geldautomaat uit. Ik kan mijn schulden aan Linus aflossen.
Bij het ontbijt komen we in contact met een Duitse vrouw, die voor de Moeder Teresa organisatie werkt. Zij slaapt in de kamer tegenover ons en vraagt of we de komende nacht het wat rustiger aan willen doen. We bieden onze excuses aan en komen aan de praat met haar. Ze geeft aan dat met het werk van de moeder Teresa organisatie gedaan wordt aan symptoombestrijding. Het werkelijke probleem is dat er veel te veel kinderen worden geboren. Maar de cultuur van de Ethiopiërs verander je niet zomaar. Hun denken en doen is totaal anders dan die van de Europeanen. Dat moet iedereen beseffen die het land wil leren kennen.
Na het ontbijt nemen we afscheid van Linus. Hoewel Linus zeer prettig in omgang is, vinden we het fijn om de laatste dagen met ons beiden door te brengen.
We krijgen bericht van Hannah. Onze chauffeur komt vandaag niet. We kunnen dus nog niet afreizen naar het zuiden. We vinden het niet echt jammer. Kunnen wel een rustdag gebruiken. Hannah heeft echter een programma voor ons gemaakt. Haar vriend Hermen is afgelopen vrijdag aangekomen en met hen gaan we naar de berg, met uitzicht over de stad. We gaan met de taxi. Een oude auto, de chauffeur is eigenaar van de auto. Hij is er supertrots op. Wij hebben echter het idee dat de auto het op iedere moment kan begeven. De berg op, die toch niet erg steil is, moet hij al snel terugschakelen van de derde naar de tweede versnelling, naar de eerste versnelling. De motor maakt een hoop kabaal. Dan stopt de chauffeur en stapt uit. Hij moet de radiateur bijvullen met water. Na een kilometer stopt de chauffeur opnieuw. De dorstige radiateur wil opnieuw water. Boven aangekomen zien we een kerk en souvenirshops. We maken wat foto´s en poseren met een zwerver met grote dreadlocks. We lopen de berg iets af en hebben vanuit daar een prachtig uitzicht over de stad. Ook daar worden weer foto´s geschoten. Dan gaan we terug de stad in. Hannah wil souvenirs kopen en we komen uit op de Mercato markt. We ouwehoeren wat met de verkopers maar houden het al snel voor gezien. Winkelen is niet echt ons ding. Daarna gaan we wat eten. Ik raak aan de praat met de taxichauffeur. Hij moet iedere maand 4.000 Birr (ongeveer 180 euro) aan omzet draaien om uit de kosten ter komen en een inkomen te hebben.
Vroeg in de middag gaan we terug naar ons hotel. Hannah heeft ons uitgenodigd om ’s avonds aan te schuiven bij het familiediner. De rest van de middag doen we niet veel. Beetje van de zon genieten en whatsappen met het thuisfront. We eren de bijbel; zondag rustdag.
Peter krijgt flink last van de darmen en maag en besluit op bed te gaan liggen. Tegen de avond besluiten we om af te zeggen voor het familiediner. Peter is te ziek en ik wil niet de hele avond op pad en Peter alleen laten. Hannah reageert erg teleurgesteld . Ze doet klemmend een beroep op mij om toch te komen, ook al is het even. Omdat zij ons een aantal keren geholpen heeft, stem ik erin toe. Ik kom even, blijf niet eten alleen wat drinken. En zo ga ik met dezelfde taxichauffeur op pad. Hannah is het middelpunt bij het diner. Zij heeft mooie kleren aangetrokken, regelt de tafelschikking en is een echter regelneef, of in dit geval regelnicht. De hele familie is aanwezig. Ik kom eerst tegenover de moeder van Hannah te zetten en een nicht van haar. De nicht geeft dan haar kind de borst waarbij ik zonder schaamte kan genieten van het zicht op een grote borst met een grote ronde tepel. Van het gezelschap spreekt alleen Eden en een broer van Hannah een beetje Engels. Met de rest communiceer ik met handen en voeten. De broer van Hannah is onderwijzer. Ik vraag hem hoe het komt dat we overdag onder schooltijd zoveel kinderen op straat zien. Hij geeft aan dat het naar school gaan voor veel kinderen een groot probleem is. Vaak houden ouders de kinderen van school. Kunnen ze overdag aan het werk of op hun broertje of zusje passen.
Ik drink een paar biertjes en eet een paar hapjes biefstuk en ga dan terug naar het hotel. Daar word ik aangeschoten door een vervoerder, die mij herkent van een week eerder. Ik kom aan de praat met hem en dan wordt mij duidelijk hoe een en ander werkt. Ze spotten een buitenlander, maken ongezien foto’s en dan wordt via een digitaal netwerk de buitenlander gevolgd met als doel om zoveel mogelijk geld uit hem te trekken door vervoer of andere diensten aan te bieden. Ik krijg een foto van mijzelf te zien die een week eerder is genomen
Maandag 15 februari 2016
Naar Shashamene; het bedevaartsoord voor reggaeliefhebbers.
Midden in de nacht word ik wakker. Moet met spoed naar het toilet. Het diarreemonster heeft mij nu ook te pakken én flink ook. De biefstuk van gisteravond lijkt mij de boosdoener. Het zijn zware tijden voor de maag, de darmen en de onderbroeken. Voordat we op pad gaan, eerst een bezoekje aan de apotheker. Ik word daar nog beroerder en moet op de stoep overgeven. Meer dan water en gal komt er niet uit. Peter koopt ondertussen een tas vol pillen voor ons beiden en zalf en pleisters voor zijn beenwond. Van de lieve apotheekassistent krijgen we daarnaast een aantal goede adviezen over voeding en drinken. Dan gaan we terug naar ons hotel. We worden immers om 10.00 uur opgehaald door een privéchauffeur met auto. Met hem gaan we drie dagen naar het zuiden. Als om half 11 nog geen chauffeur te bekkenen is, maar eens bellen naar het nummer dat we van Hannah hebben gekregen. Er wordt niet opgenomen. Dan loop ik het hotelterrein af. Op de stoep slaapt een aantal zwervers. Voor het hotelterrein staan een aantal taxichauffeurs. Ik besluit om nog maar eens te bellen. Weer geen contact. Een taxichauffeur wil me helpen, zegt het nummer te herkennen, belt zelf en zegt dat het goed komt. Nog even wachten.
Dan word ik gebeld. Onze chauffeur. Hij komt niet! Kreeg het niet rond met de autoverhuurder. Ik maak hem voor alles en nog wat uit en verbreek boos de verbinding. Wat nu? Peter ik besluiten de taxichauffeur te bellen die ons de vorige dag heeft rondgereden. Misschien kan hij ons wel naar Shashamene rijden. De man is in no time bij ons. Hij kan ons niet naar Shashamene brengen. Taxi’s mogen de stad niet uit. Wel kan hij ons naar het busstation brengen aan de andere kant van de stad. Vanuit het busstation vertrekken er regelmatig minibussen naar Shashamene. We besluiten dit maar te doen. In Shashamene maar verder kijken. De taxichauffeur die de vorige dag nog zo sociaal leek, blijkt echter ook de hoofdprijs in gedachte te hebben. We mogen 500 Birr afrekenen. Bij het busstation aangekomen zien we een terrein met wel 100 bussen. We worden we aan alle kanten besprongen door vervoerders. We worden naar een minibus gedreven die naar Shashamene gaat. Voor 150 Birr per persoon kunnen we mee. Dan stoppen ze onze rugzakken in de bagageruimte. Deze nemen ze mee voor 50 Birr extra. We nemen plek in de bus. Blijkbaar zijn we een attractie want binnen no time staan een stuk om tien Ethiopiërs om ons heen, vragen waar we vandaan komen, waar we naar toe gaan en of we hen geld willen geven. We beginnen maar gewoon met ze te ouwehoeren en praten ze express verkeerd na wanneer ze Amhaars, de taal in Ethiopië, spreken.
We moeten nog even wachten voordat we vertrekken. In Ethiopië vertrekt een bus niet op tijd. De bus vertrekt pas wanneer de bus vol is. En vol is echt vol. Betekent dat er 24 mensen zitten op de 12 zitplaatsen en dat het dak bepakt en bezakt is.
De reis naar Shashamene duurt ruim drie uur. Onderweg zien we prachtige plaatjes. Langs de geasfalteerde weg staan kleine ronde hutjes. Daarachter kilometerslang niets dan alleen droog en dor land, waar her en der een kudde koeien loopt. Onderweg rijden we door een aantal kleine dorpjes. We zien huizen geschilderd met vrolijke kleuren, maar verder een armoedige uitstraling.
Wanneer we in Shashamene aankomen besluiten we eerst wat te drinken in het restaurant tegenover het busstation. Daar raakt Peter aan de praat met een lokale knaap. Hij weet een goed en goedkoop hotel voor ons, vlakbij. Daar gaan we naar toe. We checken in. De beloofde wifi doet het niet en ook de elektriciteit laat het afweten. Wanneer de elektriciteit eindelijk doet, weigert de kraan water te geven. Ach een kleinigheid hou je altijd. We gaan naar het centrum. Op zoek naar een goed restaurant en daarna naar een reggae kroeg. In het centrum aangekomen gaan we op een dakterras zitten. Mooi uitzicht over de stad. We bestellen rijst, brood en water. Een aangepast menu. De diarree spook zijn we beiden nog niet de baas. De rijst is gemengd met uien, specerijen en groeten. Lijkt me niet goed voor de darmen. Ik bestel een 2e bord rijst maar dan zonder de toevoegingen. Beide borden blijven tot verbazing van de serveerster bijna onaangeroerd. We komen aan de praat met twee lokale mannen die aan een tafel naast ons zitten. Plotseling zien we beneden drie vrachtwagens met op de open laadruimte per vrachtwagen een stuk of tien militairen of politieagenten met kogelvrije vesten, helmen op en voor hun gezicht een doorzichtig scherm. Niet veel later horen we geweerschoten. De mannen naast ons vertellen dat er demonstraties zijn tegen het regeringsbeleid en dat het onrustig is in de stad. De federale politie is opgetrommeld. “In openbaarheid kritiek geven op het regeringsbeleid is not done. Zelfs gevaarlijk. Je kunt maar zo opgepakt worden. Ik heb eigenlijk al te veel gezegd”, zegt de man naast ons.
Hij wil wel met ons meelopen naar een kroeg in de Rastafari buurt. Dat blijkt bij toeval kort bij ons hotel te leggen. We lopen in het donker over een smal pad. Aan het einde van het pad zien we een schaars verlicht gebouw. Aan de buitenkant muurschilderingen van Bob Marley en Haile Selassie. Onze “gids” klopt op de deur, die op een kier wordt opengedaan en dan weer snel dicht gaat. We zijn niet welkom. Dan besluiten we maar om terug te gaan naar ons hotel om daar een biertje te drinken. We schuiven aan bij een aantal andere mensen. Eén ervan is Nash. Hij wil ons de volgende dag wel een rondleiding geven door de stad. Als we naar zijn tarief vragen, zegt hij dat we dat morgenvroeg wel bespreken. Na twee biertjes houden we het voor gezien. De darmen zijn nog veel te onrustig.
Dinsdag 16 februari 2016
Zeven politieagenten doodgeschoten en twee keer beroofd op één dag!
Bij het ontbijt horen we dat afgelopen nacht tijdens de onlusten in Shashamene zeven politieagenten en één student zijn doodgeschoten. Niet echt een gebeurtenis waardoor er nog meer toeristen naar Shashamene komen! Tegen 10.00 uur komt Nash aangelopen. Nash heeft voor ons een hoofdprijs in gedachte. Hij wil 150 Amerikaanse dollar (ongeveer 135 euro) per dag als gids. En dat ook nog exclusief auto. We helpen hem snel uit de droom. Hij kan voor vandaag 300 Birr (ongeveer 15 euro) krijgen en als hij het goed doet dan krijgt hij 100 Birr extra. Een auto zijn we vandaag niet nodig. Zwaar teleurgesteld accepteert hij ons bod. We gaan op pad naar de Rastafari wijk. Daar sluit al snel een jongen bij ons aan die vertelt dat hij reggae muzikant is en bezig is om een cd op te nemen. Hij heeft alleen nog maar geld nodig voor de opname. Och ja, een kleinigheid hou je altijd.
We lopen naar het Rastafari museum. Door de poort komen we uit in een soort binnenterrein. De buitenkant van het museum is versierd met schilderijen met Haile Selassie; de grote leider van de Rastafari Beweging. Verder veel zijn veel voorwerpen, zoals een bank, in reggae kleuren geschilderd. Geel, groen, rood en zwart. Geel blijkt de kleur van hoop te zijn. Groen de kleur van de natuur, rood de kleur van bloed en zwart de huiskleur van de Rastafari. We worden opgewacht door een stuk of vijf, zes jongens in de leeftijd van rond de twintig. Omdat de gids in het museum nog druk is met andere toeristen maken we een praatje en schieten wat foto’s. Eén van de jongens heeft mijn camera in de hand en maakt ook wat foto’s. Een andere jongen vraagt mij om geld. Een derde jongen wil mij een speciale munt geven. Met deze munt heb ik altijd het geluk bij mij, wil hij me doen geloven. Ik maak de jongen duidelijk dat ik geen interesse heb. Dan gaan we het museum binnen. De gids met dreadlocks en een vies geel shirt begint gepassioneerd te vertellen. Bij iedere foto een verhaal. En zo krijgen we in woord en in beeld de geschiedenis van de Rastafari. De stichter van de Rastafari was Marcus Garvey. Die vond dat de zwarten meer voor hun zelf moesten opkomen en stichtte een orthodoxe kerk, die zwaar leunde op het oude testament. Rasta’s geloven niet in een hemel, hel of leven na de dood.
Marcus kwam tot ontdekking dat Ethiopië het beloofde land was voor de Rastafari. Toen Rastafari aanhanger Haile Selassie Koning werd van Ethiopië, deed hij de belofte aan Jamaicanen (veel Jamaicanen zijn Rastafari aanhangers) dat ze zich vrij konden vestigen in Ethiopië en stelde land ter beschikking in Shashamene. Reggaemuziek is een onlosmakelijk onderdeel van het leven van de rasta’s. In de reggaemuziek wordt vaak het beloofde land bezongen onder de naam van Zion. De bekendste reggaemuzikanten zijn Bob Marley en Peter Tosh. We bedanken de gids voor de rondleiding. Ik maak met mijn mobiel van het werk nog een paar foto’s, Peter schrijft nog wat in het gastenboek, geeft wat geld en we verlaten het museum. Buiten staan de jongens nog te wachten. Inmiddels is ook de autoverhuurder gearriveerd. Ook hij wil de hoofdprijs voor het verhuren van een auto voor een dag. We geven hem aan dat we het gevraagde bedrag te veel vinden en wanneer hij zich bedenkt en een aanzienlijk lager bedrag in gedachte heeft ons maar moet bellen. Voor het bezoek aan het museum moeten we 100 Birr pp betalen. Ook hebben ze nog cd’s in de aanbieding, maar daar moet ook voor betaald worden. En opnieuw wordt gevraagd of we geld willen geven voor eten en de bijzondere munt. Helaas 100 Birr vinden we al meer dan voldoende. We gaan op weg naar het volgende museum en slenteren door de Rastafari wijk. We zien opvallend weinig mensen met dreadlocks. Ik had een andere voorstelling bij de wijk. Onderweg sluit een andere jongen aan. Bij het volgende museum blijkt hij de gids te zijn, die ook betaald moet worden, naast entreegeld. We maken Nash duidelijk dat we dit niet gaan doen. We hebben geen zin om de hele dag aan allerlei Rastafari-figuren te betalen. Nash lijkt de duidelijke boodschap te hebben begrepen, zijn gezicht staat niet op de vrolijkste stand. We lopen verder, op weg naar een kunstenaar. Daar aangekomen staat een vriendelijke wat oudere man met dreadlocks ons te woord. Ik wil wat foto’s maken en zoek mijn mobiel van het werk. Niet te vinden in mijn zakken. Nog maar een keer goed in de zakken van mijn broek voelen, moet er toch zijn! Maar na drie keer alle zakken te hebben gecontroleerd kom ik tot de vervelende conclusie dat ik mijn mobiel van het werk kwijt ben! Ik ben gerold! Of door de gids bij het 2e museum of door één van de jongens bij het eerste museum. Ik vertel de kunstenaar wat me is overkomen. Hij sommeert onmiddellijk Nash en de andere knaap om mijn mobiel terug te halen. Go, now! Hij baalt met ons, vertelt dat hij niemand van de gidsen vertrouwt en laat ons zijn kunstwerken zien. Prachtige kunstwerken, vellen papier met daarop Afrikaanse vrouwen met baby’s op de rug, gemaakt van plantmateriaal.
Na een tijdje komt Nash terug. Zonder mijn mobiel. We besluiten om de weg die we hebben gevolgd terug te lopen. Bij het eerste museum aangekomen zijn de jongens allemaal al vertrokken en de gids kent geen namen en weet niet waar ze zijn. Ik heb sterk het gevoel dat hier mijn mobiel is gestolen. Nash vertrouw ik ook niet meer. We besluiten de rest van de excursie af te blazen. Nash wil nog wel mee naar het dichtbij zijnde politiebureau. Wanneer we daar ons verhaal doen, krijgen we te horen dat we later in de middag maar moeten terugkomen. We geven Nash 200 Birr en vertellen hem dat hij 500 Birr extra krijgt wanneer hij mijn mobiel terugbezorgd. Bij het hotel aangekomen bel ik naar de ANWB, waar ik een reisverzekering heb afgesloten, om de diefstal te melden. Ik moet naar de politie om aangifte te doen, hiervan een kopie opsturen met de aankoopbon van de mobiel en dan komt het wel goed.
We hebben geen zin om ons vakantiepret door het verlies van mijn mobiel te laten bederven en besluiten om met een Tuktuk een rondrit te maken; eerst buiten de stad en daarna in de stad. Voor 100 Birr wil een Tuktuk chauffeur twee uur met ons op pad. Een koopje. Hij brengt ons eerst naar een markt. Daar aangekomen trekken we als blanken direct de aandacht van de aanwezige vrouwen en kinderen. We schieten foto’s en maken filmopname. Op een gegeven moment hebben we een stuk of twintig kinderen achter ons aan. Dan gaan we een oude maalderij binnen, waar verschillende vrouwen aan het werk zijn. Ook daar hebben we de volle aandacht van de vrouwen. In de deuropening staan de ongeveer twintig kinderen te kijken wat we uitspoken. We maken foto’s van oude vrouwen en maken gein met ze. Uiteraard vragen ze om geld. Ik heb nog een aantal munten in mijn broekzak en geef er een paar aan de vrouwen die dicht bij mij staan. Dan komen er van alle kanten vrouwen en kinderen op mijn aangestormd. Met de bestorming van een paar dagen eerder nog vers in mijn geheugen besluit ik alle munten in de hoek van de maalderij te gooien, waar vervolgens iedereen naar toe rent. We maken ons uit de voeten en stappen weer de Tuktuk in. We rijden dan door de stad, komen uit op een markt, ik koop daar twee nieuwe onderbroeken voor mezelf en beiden kopen wat parfum voor het thuisfront en lopen door naar een gedeelte waar gehandeld wordt in kippen. Ook daar trekken we veel aandacht. We maken veel foto’s, doen de high five met de kippenhandelaren en zitten met iedereen en alles te ouwehoeren. Na een tijdje stappen we weer in de Tuktuk en rijden we verder. Dan komen we in een andere wijk. We zien nu geen vrouwen en kinderen maar mannen. Mannen die op qat kauwen. Peter is ook hier druk aan het filmen met zijn IPhone. Zijn hand met de IPhone net buiten de Tuktuk. Plotseling grijpt een man zijn IPhone en gaat er vandoor. De chauffeur stopt onmiddellijk. Peter, de chauffeur en ik eruit. Peter grijpt de man die zijn IPhone heeft, maar kan de IPhone niet uit zijn hand krijgen. Dat lukt de chauffeur wel, die de IPhone aan Peter geeft. Dan dreigt er een handgemeen tussen de dief en de chauffeur. De chauffeur raapt een steen op om zich te kunnen verweren. Dan beginnen omstanders zich er mee te bemoeien. Ongeveer 20 tot 30 mannen. We snappen dat we zo snel mogelijk uit de voeten moeten maken. Ik sta dicht bij de Tuktuk en ga snel zitten. Peter moet zich door de menigte worstelen en vechten om in de Tuktuk te komen. Ondertussen word ik aan alle kanten aan mijn zakken getrokken. Ze weten precies waar we de waardevolle zaken bewaren. Er wordt gestompt en getrokken. Mijn oude mobiel raak ik bijna kwijt. Peter raakt zijn pet kwijt, de tas met onderbroeken en parfum verdwijnt en we worden bijna uit de Tuktuk getrokken. Steeds meer mannen komen op ons af. Met veel pijn en moeite slaagt de chauffeur erin om weer achter het stuur plaats te nemen. Go, go, go, roep ik! Ondanks dat de sleutel uit het contactslot in gestolen, begint te Tuktuk te rijden. De mannen beginnen nog harder aan ons te trekken en ons te slaan en beginnen op de Tuktuk te beuken. Gelukkig begeeft de Tuktuk het niet en kunnen we de woede menigte achter ons laten. Na ongeveer één kilometer stoppen we. We beseffen dat we door het oog van de naald zijn gekropen. Als we niet waren ontsnapt, dan waren we van alles beroofd, compleet in elkaar geslagen en gelyncht! We hadden het waarschijnlijk niet eens overleefd! Poeh, dit was wel erg heftig. We besluiten om terug te gaan naar het hotel en daar maar te blijven. De chauffeur krijgt van ons een dikke fooi. Dankzij hem zijn we gered. Peter krijgt dan een sms’je van Miriam. Wat is er gebeurd? Ze kreeg van mij een telefoontje met alleen maar een hoop geschreeuw. Ik had haar eerder die dag een sms gestuurd dat er onlusten waren in de stad en dat mijn mobiel was gestolen. Wat was er nu weer aan de hand? Tijdens de worsteling om mijn oude mobiel bleek dat de telefoon was overgegaan naar Miriam. Zodoende was de beroving ook op de telefoon te horen. Ook de camera van de IPhone van Peter was gewoon blijven draaien tijdens de beroving. Dus de beroving was twee keer digitaal vastgelegd. Mooi om te bewaren en ons verhaal te onderstrepen.
Later op de avond analyseren we de dag. We waren te enthousiast aan het filmen. Dat ging goed bij de vrouwen en kinderen. Maar bij mannen viel dat niet in goede aarde. In hun ogen waren wij twee rijke blanken die hun leven vastlegden en dat viel niet te tolereren. Wat we ook constateerden dat we zelf geen enkele andere blanken gezien hebben in de stad en dat de stad al op de kop stond door de onlusten. We waren naar Shashamene gekomen met het idee om veel Rastafari te ontmoeten met dreadlocks, met hen lekker te relaxen, reggaemuziek luisteren, een jointje roken, een lekker biertje drinken en een beetje ouwehoeren. Maar na één dag was ons beeld compleet anders. Shashamene, een stad in oorlog, waar je als blanke toerist niet veilig bent. Op ons hotelkamer horen we opnieuw geweerschoten. De kroegen en andere uitgaanscentra in de stad zijn al uit voorzorg gesloten. Bekomen van de schrik maken we er grappen over. Wat song Bob Marley alweer? I shot the sherrif!
Woensdag 17 februari 2016
Met de politie op pad en koffiedrinken in de sloppenwijken
Na het ontbijt maken we ons klaar voor vertrek. Vandaag terug naar de hoofdstad Addis Abeba en vanuit daar naar het vliegveld, waar we in de nacht van woensdag op donderdag vertrekken met het vliegtuig. We praten nog wat met kok John (John blijkt de persoonlijke assistent van Peter Tosh te zijn geweest) en gaan vervolgens met een Tuktuk naar het politiebureau. De chauffeur van de Tuktuk kijkt mij vragend aan als ik zeg dat we naar het politiebureau willen. Ik geef hem het papiertje dat ik gekregen heb van een militair waarop staat “81 police or 08 police” en dan knikt hij begrijpend en gaat rijden. Het politiebureau blijkt in het centrum te liggen. Bij de poort staan meerdere agenten met een wapenstok of een kalashnikov in de hand. Als we de bedoeling van onze komst duidelijk maken, worden we via een rommelige binnenplaats naar een kantoor geleidt. Daar zit een grote politieman in burgerkleding aan een bureau; lijkt ons de Chief te zijn. We doen ons verhaal en vragen hem om voor ons een rapport van de aangifte te maken. Dit rapport heb ik nodig voor de verzekering. Hij stelt nog een paar vragen, er komen twee, drie agenten bij hem aan het bureau en dan krijgen we te horen dat we naar een ander bureau moeten. De plaats van de dicht valt namelijk onder het district van het andere politiebureau. Ik doe nog een laatste poging om hem te vragen om toch nu een kort rapport te maken, want dan zij we klaar, maar helaas!
Een agent loopt met ons mee het politiebureau uit, de straat op en houdt een Tuktuk aan en praat met de chauffeur. We denken dat hij het adres van het andere politiebureau doorgeeft. We stappen in en houden ons rugzakken op schoot. Maar dan gebaart de agent dat de bagage in de ruimte achter de zitplaatsen moeten leggen. Hij wil met ons mee. Prima en zo toeren we naar het andere politiebureau. Daar aangekomen zien we een stuk of tien agenten aan de straat op een gammel houten bankjes koffiedrinken. We moeten aanschuiven en opnieuw ons verhaal doen. De sfeer is zeer relaxt. Vreemd. Twee nachten geleden zijn tijdens de onlusten zeven collega’s van hen doodgeschoten. Ook op het binnenterrein zien we agenten op bankjes zitten en vervelend voor zich uitkijken. Je zou verwachten dat in zo’n onrustige periode alle agenten de straat op zijn om te laten zien dat ze de stad onder controle hebben, maar hier lijkt het net of het hun pakje aan niet is.
De Chief van het bureau stelt ons de nodige vragen. Waar is het gebeurd? Hoe is het gebeurd? Weten we wie de dader is? En wat willen we van de politie? We willen een kopie van de aangifte en liefst zo snel mogelijk, want we vliegen vandaag weer naar huis. Hij noteert de gegevens op een blanco A4tje met onze persoonlijke gegevens. Dan zegt de Chief dat we met de politie terug moeten naar het reggae museum. Want daar is het volgens ons gebeurd. Vier agenten gaan met ons mee. Eén met een kalashnikov en twee met een wapenstok. We denken dat we dan met een politieauto gaan, maar nee we gaan opnieuw met de Tuktuk. De ritjes moeten we zelf betalen! We maken een tocht naar de Rastafari buurt. We blijken beter dan de agenten te weten waar het reggae museum zich bevindt. Daar aangekomen treffen we de jongens van gisteren niet meer aan. De gids van het museum doet open. De man met de dreadlocks heeft zijn gele vieze shirt nog niet in de was gedaan. Ook vandaag heeft hij het aan. Wanneer hij mij ziet met de agenten zegt hij ” I tell you before; I don’t know where you mobile Phone is, I have nothing to do with it. Na wat heen en weer gepraat moet hij mee naar het bureau. Ik leg de agenten uit dat hij beslist niet de dader is, maar de agenten willen hem toch meenemen naar het bureau. Waarschijnlijk om hem de namen prijs te geven van de jongens die om het museum heen liepen. Hij wil echter niet mee. Gaat het museum binnen en doet de deur op slot. Het raam staat open en voor het raam staan tralies. Via het raam gaat het gesprek verder. “I have nothing to do with the mobile Phone, I don’t go with you. I don’t trust the police. I get angry of this” We zijn benieuwd wat de vier agenten nu doen. Wordt de deur geforceerd? Komt de kalasnishnikov in actie? De agenten lijken het zelf ook niet te weten.
Ik leg aan de hand van een reconstructie nogmaals uit hoe de diefstal volgens mij is gegaan. Loop van de uitgang van het museum door het binnenterrein, stop vlakbij de uitgang, vertel dat we hier een gesprek hadden met een aantal jongens en dat het vervolgens toen gebeurd moet zijn. We geven aan dat het beter is om terug te gaan naar het politiebureau en dat daar rapport wordt opgemaakt van de diefstal, we een kopie krijgen en de zaak daarmee gesloten kan worden. Mijn mobiel krijg ik toch niet terug. Zoveel is mij wel duidelijk geworden. En zo gaan we met vier agenten in twee Tuktuks terug naar het politiebureau. We kunnen opnieuw de Tuktuk ritjes betalen en moeten nog pingelen over de prijs. Bij het bureau zitten nog steeds agenten op een bankje koffie te drinken of wat vervelend voor zich uitkijkend. De Chief is echter druk. We moeten wachten. En alleen de Chief kan rapport opmaken, zoveel wordt ons duidelijk. Omdat we geen zin hebben om lang te wachten geven we een paar keer dat we haast hebben, want ons vliegtuig vertrekt en dan komt de Chief er weer aan. Hij maakt morgen een rapport op en stuurt een kopie per post naar mij toe. Ik vertrouw dat niet en vraag hem naar zijn naam en zijn telefoonnummer. De agent blijkt Teriku te heten en is bereikbaar onder telefoonnummer +251912013399. We checken het nummer om zeker te weten dat het goede nummer is en bedanken hem dan voor de hulp. Als we vertrekken staan er nog twee agenten die met ons op speurtocht zijn geweest. Give us money ! Give us money vragen ze wanneer we het terrein verlaten. You don’t bring back the Phone, so no “, antwoorden we.
En zo doen we praktijkervaring op met de werkwijze van de politie in Ethiopië. Niet bepaald een efficiënt politieapparaat met geweldige opsporingscapaciteit, vrij van iedere corruptie. Nee, we krijgen het idee dat we een slechte politiefilm zijn beland. Geen categorie B, maar C of zelfs nog slechter.
Het loopt al tegen de middag wanneer we vervolgens met de Tuktuk naar het busstation gaan om vervolgens vanuit daar met een minibus naar Addis Abeba te gaan. We hebben geluk. Op het station worden we direct besprongen door een aantal mensen die ons naar een minibus leiden die klaar staat voor vertrek. Voor 140 Birr per persoon brengen ze ons naar Addis Abeba. Prima! We nemen plaats op de bank achterin de bus. Onderweg schieten we nog wat foto’s. Na een paar tussenstops stapt een jongs Deens stel in. In het warme weer dragen ze een regenjas. Blijkbaar hebben ze andere informatie over de start van het regenseizoen gekregen. Het stel moet behoorlijk betalen voor een kort ritje. De jongen wordt hierover boos. I will pay, but you are not a nice guy, bijt hij de chauffeur toe, die daar niet bepaald van onder de indruk is. Wanneer wij ook moeten betalen voor onze rit, kan ik het niet laten . Ik betaal en zeg “you are a nice person” De Denen kijken verontwaardig om. Een paar tussenstops verder staat er een jonge dame te dralen om de bus. Lijkt ons een verwaand type, maar op het eerste gezicht wel een mooie dame. We maken onopgemerkt een paar foto’s van haar. Na een paar tussenstops wordt de bus weer gezellig vol en de dame komt tussen ons in zitten. We beginnen een gesprek met haar en komen al snel tot ontdekking dat Mose, want zo heet de dame, geen verwaand type is maar een heel gezellige dame, die houdt van gein en ouwehoeren. Ze gaat naar Addis Abeba naar haar zuster en haar moeder. Als we vertellen dat we in Addis naar de markt Mercato moeten om daar souvenirs te kopen voor het thuisfront geeft ze aan wel met ons mee te willen, maar dat we dan eerst met haar mee moeten naar het huis van haar zuster en haar moeder. Dan kunnen we daar koffiedrinken. Het huis is vlakbij het busstation. Dat lijkt ons een goed plan.
In Addis Abeba blijkt dat de term “vlakbij” in Ethiopië heel rekbaar is. Na een rit met de minibus van een klein uurtje stappen we uit. Via een klein steil straatje komen we in en van de vele sloppenwijken van Addis Abeba. We komen een armzalig woning binnen waar we worden opgewacht door de zus en de moeder van Mose. De moeder van Mose is een echte big Mama . Een oude stevige vrouw met een gezicht getekend door het leven. We krijgen vier dikke kussen van haar. Op iedere wang twee. De koffie staat klaar en als extraatje krijgen we een grote schaal popcorn voor onze neus gezet. De woning is ongeveer drie bij drie meter. Net ruimte genoeg voor een bank, een tafel met tv, en wat stoeltjes. Geen ramen, dus een lampje moet zorgen voor verlichting. Een oude vrouw komt ook nog even aanwippen. Zij heeft voor ons een dochter in de aanbieding. Kunnen we ongezien zo meenemen! Nadat de koffie op is en de schaal popcorn leeg is, laten we de bagage achter en gaan met Mose en zus op pad naar de Mercate Markt om souvenirs te scoren.
Ook nu wordt de term vlakbij weer gebruikt en ook nu hebben Peter en ik daar toch een andere beleving bij. Na een stevige wandeling van half uurtje de heuvels op, zijn we het zat en houden een taxi aan. Die brengt ons naar de Mercato Markt. Daar staan allerlei kraampjes langs de weg. We zien al snel dat het niet de kraampjes zijn wat we zoeken. In ons beeld was er een overdekt winkelcentrum met kleine winkeltjes met allerlei koopwaren. Maar die is hier niet te zien. Dus de taxi maar weer in en verder rijden. Uiteindelijk komen we wel in een winkelcentrum, maar niet die we bedoelen. We lopen wat door het centrum, gaan een parfumwinkeltje binnen, maar vinden niet wat we zoeken en hebben genoeg van de souvenirtocht. Zonder souvenirs besluiten we de boel de boel te laten. We stappen in de taxi om Mose en haar zus naar huis te brengen en onze bagage op te halen. In de oude taxi zijn inmiddels twee rode lampjes gaan branden op het dashboard. En een achterwiel maakt veel kabaal. De chauffeur is van dit alles niet onder de indruk en manoeuvreert zijn auto behendig door het drukke verkeer. Hij doet twee pogingen om de steile straatjes omhoog naar de sloppenwijk in te gaan. De chauffeur geeft extra gas, de auto rammelt en schuurt aan alle kanten maar het lukt niet. Dus maar uitstappen en een stukje lopen door de sloppenwijk. Als blanke val je dan meteen op. Met de ervaringen van de vorige dag zijn we nu wat meer op ons hoede. Bij de woning nemen we afscheid van big Mama. Opnieuw vallen vier stevige zoenen ons ten deel. We geven haar wat geld en lopen terug naar de taxi die ons naar een eettent brengt. Daar komen we in contact met twee Kenianen met wie gezamenlijk eten. Vanuit daar gaan we op advies van de Kenianen nog even naar een dichtbij zijnde tent waar traditionele Ethiopische dansen worden opgevoerd en we de laatste biertjes drinken
Donderdag 18 februari 2016
Back Home
Het is rond middernacht. Met de taxi rijden we van de laatste kroeg naar het vliegveld waar ons avontuur vijftien dagen geleden begon. Bole International Airport Addis Abeba. We checken in, proberen nog wat souvenirs te scoren, maar ze zijn of te duur of het is rommel. Dan maar onze laatste Birr inwisselen bij het valutakantoor. Helaas ze nemen geen Birr aan. We kopen dan nog maar wat water en wat sloffe broodjes die ver over de houdbaarheidsdatum lijken. Terwijl wij het taaie spul naar binnen werken, maant een medewerker van Turkish Airlines ons om snel het vliegtuig in te stappen. We blijken de laatsten te zijn die aan boord stappen. Het vliegtuig vertrekt na korte tijd en verlaat het land dat voor ons iedere dag een verrassing in petto had. Onderweg brainstormen we over onze volgende trip. Cambodja, Vietnam of Birma; één van deze landen moet het worden. Via een tussenstop in Istanbul landen we op Schiphol.
Suzan, de vrouw van Peter is zo aardig ons op te halen. Onderweg praten we honderd uit. Suzan moet er gek van geworden zijn. In Luttenberg aangekomen nemen Peter en ik afscheid op de Ethiopische manier; een omhelzing; waarbij je elkaars schouders aanraakt. We hebben samen een geweldige trip meegemaakt. Geen moment ons vervelend en in de vijftien dagen geen seconde irritatie richting elkaar. Bij deze bedank ik Peter voor zijn geweldige gezelschap. Ethiopië was voor ons iedere dag een verrassing!
De woorden Faranji, Faranji! Give me Birr, give me Birr, zullen ons nog lang in de oren klinken.
Video
Jos Westenenk
Luttenberg, 27 februari 2016
Werkelijk een fantastisch reisverslag.
Tesamen met verslagen van jouw andere reizen boekwaardig zou ik denken