Een sentimenteel verhaal vol applaus over iemand die uit de tijd is geraakt, dat riekt toch wat naar onsmakelijkheid. Alsof we glorie halen uit andermans bestaan terwijl degene niet bij machte is om z’n stoffelijke klauw in je nek te planten. Misschien raken sommigen niet uit de tijd, dat is een gedachte die wel bij Willem past.
Gelukkig denk ik wars te zijn van vals sentiment, dat scheelt. Ik ken Willem vanaf ongeveer 1988, een tijd waarin live-muziek de basis vormde van ons jonge bestaan. De daaropvolgende jaren 90 was een decennium waarop we vooral met terugwerkende kracht terug kunnen kijken als een utopische tijd, een bom. Een periode die je wilt beleven wanneer je jong bent. En dat waren we.
Met wat Luttenbergse vrienden waren we een band begonnen. Damaged Brain heette die band en ik kan het nog steeds niet lekker uitspreken. Met die band wonnen we ooit een of andere competitie, de slag van…, de wraak van…, de ronde van…, God mag het weten. We waren smerig dorstig en gretig en wilden de wereld veroveren met onze naïeve koppen.
In het pre-internet tijdperk waren bands divers, avontuurlijk en selfmade. Demo’s opnemen, aan talentenjachten meedoen tot je wijzer was, afgeven op De Grote Prijs van Nederland maar toch meedingen, voorprogramma’s ritselen, posters maken en plakken, cassettebandjes rondsturen, t-shirts met zelfbedachte logo’s drukken, Bert van Aefst inpalmen als manager en boeker…we waren er maar druk mee. Jonge Helden en Firma Onrust op tv, Zaal Struik, Elckerlyc en De Lantaarn in onze onstuimige provincie en Hedon, Burgerweeshuis en Attak in de stad. We verslonden de Oor en sleten platen en cassettebandjes terwijl het bier ons de broekspijpen uitliep.
We wonnen studio tijd in de studio op het Rodetorenplein bij het Zwols Popfront. Vergeef me wanneer het allemaal niet klopt m.b.t. namen en zo, ik kom ook maar uit Luttenberg en het is alweer een tijd geleden. Ene Willem Coenen, z’n naam gonsde zelfs in Luttenberg, zat daar achter de knoppen en hij had een behoorlijke guru-status. Te vergelijken met gekke Berthus Westerhuis, ook een man met vooral analoge sporen en een dampende reputatie in de rock & roll.
Nou, we zouden wel zien. We hadden een oude brandweerbus en we gingen via de Berkendijk richting Zwolle. Zoveel mogelijk live en in de ruimte opnemen, buizenversterkers, Neumann microfoons, Fender en Ludwig…we hadden er geen kloten verstand van maar wisten wel hoe de coole bands het deden. Aan ‘Eerst-maar-eens -leren-spelen’ dachten we niet.
Bij de oude molen aan het Rodetorenplein kochten we hasj waarna we de bus pal voor het Zwolse popfront parkeerden. We waren geestdriftig en ook een beetje zenuwachtig, Willem Coenen moesten we hebben, we hadden om 10 uur afgesproken. Aanbellen, wachten, shaggie draaien, bandje omdraaien en in de bus hangen. We waren al gewend aan het ‘schijt aan de klok hebben’ gevoel. Na tien keer bellen, op de deur hengsten en rondom het gebouw snuffelen werd het ons toch wat te gortig. In een café verderop, ‘de Vergane Glorie’, belden we een vrijwilliger die in het Zwols Popfront werkte en die we kenden. Deze kwam vervolgens op de fiets aansjesen en deed de deur joviaal voor ons open. ‘Willem…waar is die Coenen.’ Het rook er naar schraal bier, rook, riolering en chloor. Eenmaal boven in het regie-hok hoorden we gerinkel van flessen en rees er een flink besnorde kerel wankel op uit de berg der flessen. ‘Zo… het was laat vannacht. Koffie mannen?’ Dat zei hij terwijl hij iedereen een hand gaf. Hij draaide een shaggie uit een verfrommeld pakje en rookte alsof tabak het zaligste goedje op aarde was.
Willem was onder z’n mengtafel in slaap gedonderd, het was niet z’n meest frisse periode, zoals we allemaal wel eens periodes hebben. Sinds die sessie kennen we Willem, een purist met een karakter gemaakt van gloeiende buizen.
Willem had een absoluut gehoor, zoals men plechtig placht te zeggen, waardoor hij zich ontpopte tot een geluidsguru eersteklas. Eentje die vaak in z’n eigen wereld zat maar sociaal en bijzonder behulpzaam was. Het is cliché om te zeggen maar met hem kreeg je geen bonje, hij was er eentje van goud.
Willem speelde eigenlijk in elke band waarin ik heb gespeeld een rol. Bij Damaged Brain, de Prodigal Sons, 16Down, The Horse Company… hij mixte live, was studioman, wijze raadgever, de ultieme drumstel stemmer, en had naast een lading vintage apparatuur z’n gtp nooit kapot. Rond de tijd dat ik in Bökkers speelde raakten we elkaar wat uit het oog, zo gaat dat soms.
Vaak kwam hij zonder enige gêne al resonerend een ruimte binnen. Hij weerkaatste als een zoemende walvis een scala aan frequenties om zodoende de sound van de zaal, studio of kroeg in kaart te brengen. Voor de soundcheck nam hij alle tijd en met zijn bolderige motoriek plaatste hij microfoons met maniakale precisie. ‘Je moet het horen maar nog harder voelen, hèhè’ zei hij vaak grijnzend. Een vette sound was z’n handelsmerk, naast z’n snor, grote truien en z’n lompe bergschoenen. Hij stond altijd klaar om bands te helpen en om z’n know-how bot te vieren. Ook mixte hij later de nog jongere Luttenbergers van Cafebar 401 live de pan uit.
Als Willem achter de tafel zat te smeulen en steeds harder begon te vloeken dan wist je als band dat je iets bij de kladden had, dat de sound moddervet was. Dan brieste en likkebaardde hij een paar keer door z’n snor en riep hij met z’n ratjetoe-dialect ‘speule godverdomme’. Ja, als hij het op de heupen had dan ging je er wel op.
Als we ergens een hotel in doken, vaak omdat we meerdere optredens achter elkaar hadden, dan bleven we zonder uitzondering nachtbraken alsof we insomnia hadden. Terwijl wij als smeerlappen het bed in doken trok Willem steevast een soort Hema-jongens-pyjama aan. Het daaropvolgende veel te vroege ontbijt was voor hem heilig, hij zat aan de koffie met eieren alsof hij zo uit een winterslaap kwam. De periode dat hij in de Spitsbergen studio zat was ook memorabel, hij kon zich daar op analoog gebied uitleven als een beest. De Studer mengtafel vrat balen zware shag en de drums klonken er alsof Bonham in de bassdrum lag te ronken. Het spookte er in die oude Groningse boerderij als de neten, het was maar goed dat ome Willem erbij was. Lubbers is er geregeld achterna gezeten in die duistere hal en ik ben er zelfs besprongen. Door wie of wat, daar zijn we nooit achter gekomen. Ondanks de demonen waren het mooie tijden, vol vette opnames en een bult skik.
Ik las her en der dat Willem werd gezien als een spil van de Zwolsche muziekscene. Het is mooi hoe zoiets werkt, Willem kwam uit de Betuwe en van de lui waar ik muziek mee maakte kwam er geen hond uit Zwolle. Behalve de Hilberdinken, maar die zitten vol met Drents bloed, dat telt niet. Een Zwolsche scene vol boertig import, dat is het. Wel gezellig, Zwolle blijft een machtig mooie stad.
Het is wat gek ook, hoe we als mens in elkaar steken, de loftrompet steken wanneer iemand die je dierbaar was overleden is. De praatjes, waar ik me nu ook vuil aan maak, het applaus…waarom doen we dat niet bij leven? Nu is het maar hopen dat Willem het ergens oppikt en voelt of ziet, dat hij mensen heeft geraakt, dat we om hem gaven en dat hij gemist wordt. Zoiets moeten we ook live doen, daar wist Willem vast wel raad mee.
De garantie is er niet, eigenlijk zijn we laffe varkens. Hoor je het Willem? Met je absolute gehoor?
Tot later rekkel!
Mooi gesproken !!