Bij stal ’t Reelaer hebben ‘de dames van de knollenclub’ vaak wilde ideeën. Zo ook tegen carnaval, zaten ze elkaar op te jutten over het meedoen met de optocht. Het werd besloten, maar dan komt de grap, wat moet het worden en wie voert het uit?
Door Jos van Westing
De mannen van de stal werden geïnformeerd over het plan. Gevraagd om met een plan te komen die ze zelf konden uitvoeren. De mannen stinken er altijd weer in. Wie behoren nu uiteindelijk tot het zwakke geslacht, de mannen dus. Ze ontvangen complimenten over dat ze altijd goede ideeën hebben en dat ze zo handig zijn en dan zijn ze om en staan al in de startblokken.
De opbouw
Het was voor de stal, dus lag het voor de hand dat het een paardenkar moest worden. Vanwege de carnavalshumor zouden het twee paarden moeten worden die ook konden poepen. En de dames werden gebombardeerd tot de poepscheppers. Iedereen vond het een uitstekend idee. De mannen kregen het fiat van de knollenclub om daarmee aan de slag te gaan. Hout, board, verf, alles werd aangeschaft om er een pronkstuk van een paar meter hoog van te maken. Dagen werk voor de boys, maar ze kregen er zelf ook schik in.
Een poepend paard vraagt natuurlijk ook de nodige vijgen en dat werd een mooi klusje voor de dames. Bruine ballen van purschuim werden het. Voor het vervoer werd zo’n kinderbakfiets geleend waar twee jongens in konden zitten die de taak kregen de dames regelmatig van die poepballen te voorzien. De paarden kregen een staart met een poepgat er onder. Alles verliep vlekkeloos en de paarden werden aan de bakfiets gemonteerd. Voor het voortbewegen van de kar werd Marcel uitgekozen. Best een zwaar karweitje voor hem want hij moest de wagen al trappend de hele optocht uit fietsen. Niks elektrisch of mechanisch, gewoon trappen.
De carnavalsoptocht
De bewuste dag kwamen de dames van de knollenclub, de twee bakfietszitters en de makers van de kar bij de MOKwerf bijeen. Het leek wel een kippenhok, wat een gekakel. Waarschijnlijk waren de dames toch wel een beetje zenuwachtig van de belangrijke rol die zij in het openbaar moesten vervullen. Het was bitterkoud vanwege de vorst die plotseling was ingevallen. De kachel was al aangemaakt en de kleedkamer werd verwarmd door een elektrisch kacheltje. De hoofdwaterkraan was al eerder afgesloten maar dat kon niet verhinderen dat het water in de closetpot dik was bevroren. Wetende dat de dames voor zij de straat op moesten eerst nog een bezoek zouden brengen aan het toilet, heb ik met een föhn, over de pot hangend, geprobeerd de ijsklomp te ontdooien. Het duurde best een hele tijd maar ik was toch net op tijd klaar, wat met een luid gejuich werd beloond.
De dames in de kleedkamer hadden hun opblaasbare paardenpakken aangetrokken en waren prachtig geschminkt. De jongens die in de kar moesten zitten werden extra warm aangekleed om de kou te trotseren. Hoewel tijdens de optocht geen alcohol mocht worden genuttigd, verdacht ik sommige dames er toch van ergens een flacon met spiritualiën te hebben verstopt. Het werd een groot succes: al dansend en zingend werden de vijgen opgeveegd en weer in de kar gedeponeerd. De fietser had het zwaarder en was blij als er af en toe een oponthoud was zodat hij even op adem kon komen.
De napret
Ze kwamen heel vrolijk weer terug bij de MOKwerf want zij hadden zelfs de tweede prijs gewonnen met hun wagen, én de aanmoedigingsprijs. De kachel in het midden stond ondertussen roodgloeiend en men ging er in een grote kring omheen zitten. De drankjes en de hapjes vonden na zo’n tocht gretig aftrek en de stemming zat er goed in. Alle ervaringen werden nog eens breed uitgemeten en er werd gelijk al gezegd dat het voor het volgende jaar weer moest gebeuren. De mannen reageerden niet want die zagen de bui alweer hangen…
De gezelligheid liep al snel tot een hoogtepunt en een van de dames begon te zingen van, een paard in de gang. Dat werd direct door de hele schare overgenomen en vervolgd met elk lied waar maar een paard in voorkwam. Zo ging het van ‘hop hop hop mijn paardje’ tot ‘zachtjes gaan de paardenvoetjes’, ‘het paard van sinterklaas’ en zo ging het maar door.
Niet iedereen zong zuiver en was tekstvast maar dat kan ook aan iets anders hebben gelegen. Omdat er natuurlijk geen instrumenten waren, werd het a capella zingen, met stampende voeten en luid handgeklap begeleid. Het werd een mooie voorbereiding op de komende vastentijd waar deze festiviteiten toch voor bedoeld zijn, al heb ik het idee dat niet iedereen hiervan nog op de hoogte is. Het paardenkoor zong nog steeds uit volle borst maar ik zou ze niet direct hebben uitgenodigd om over ’n paar weken de Matthäuspassion te laten zingen. Een lijdensweg zou het wel worden, dat weer wel.
Huiswaarts
Aan elk feest komt toch ook altijd een eind. De meesten waren op de fiets en gelukkig voor hen zijn de fietspaden in Raalte best breed en op dat uur zijn er ook niet veel tegenliggers meer. De enige autorijder mocht met een feestgenoot achter op de fiets meerijden en zou thuis, het Reelaer, afgezet worden. Nog best een flink stukje maar het was gratis dus niet klagen. Het vehikel was echter een zeer oud model en had waarschijnlijk jaren ongebruikt in de schuur gestaan. De banden waren vooraf niet opgepompt en met elke hobbel hoorde je dan ook een kreet van de bijrijdster die weer een paar centimeter opveerde en pijnlijk neerkwam op de bagagedrager. Het ging niet snel en de band zat ondertussen vol met de afdruk van de spaken. De blauwe billen die er de andere dag op zou volgen werd voor lief genomen het ging in ieder geval sneller dan de benenwagen.
Er is later in de stal nog veel over na gesproken maar van een vervolg heb ik nog niets gehoord.