Dag burgemeester, dag Ton,
Zo spreek ik u graag aan wanneer we elkaar treffen. Het heeft even geduurd voordat ik de juiste manier van aanspreken had gevonden Hoewel het in mijn gewoonte ligt vrij vlot te tutoyeren om daar mee een gelijkwaardig contact te creëren, heb ik daar bij u moeite mee. Ook nu schrijf ik u in plaats van jij. Heel eerlijk, ligt de oorzaak hiervan bij u. Maar dat zal ik u uitleggen.
Eerst moet er iets van mijn hart. Een voorval waarvoor ik, ernstig verlaat alsnog mijn excuus wil aanbieden. Het volgende is gepasseerd: als toneelliefhebber en als burgemeester komt u ook graag naar het spel van de Markespelers in Herxen kijken. Ergens in de beginjaren, wellicht in het eerste jaar van uw burgemeesterschap, was u ook aanwezig. In die tijd was ik actief als toneelspeler van een van de Markespelers. Na de toneelvoorstelling kwam u naar de groep toneelspelers toe om ons te feliciteren. In het gesprek wat daarbij ontstond vertelde u over uw eigen ervaringen met toneel. In die tijd was ik nog wat meer rebels dan nu en ik maakte de opmerking: wie is die vreemde man? Ik was er mij niet van bewust dat u onze burgemeester was. Blijkbaar viel mijn opmerking weg in het geroezemoes van de volle zaal, want u reageerde niet. Ik had dus de indruk dat u mijn opmerking niet gehoord had. Nu ik u beter heb leren kennen ben ik er minder zeker van of u mijn opmerking niet heeft gehoord. U beschikt immers over een bijzonder opmerkzaam vermogen en een uitstekend gehoor. Of u mij nu wel of niet gehoord heeft is wellicht niet van belang. Mijn excuus daarentegen wel, hierbij alsnog mijn excuus voor de opmerking.
Dat ik deze anekdote aanhaal heeft twee redenen. Ten eerste om mijn excuus aan te bieden en mijn hart te verlichten. Maar ook is het een mooi voorbeeld hoe u uw ambt hebt willen invullen.
Zoals ik al even zei ben ik enigszins een rebel. Ik tutoyeer dan ook vanuit oppositionele houding en probeer dan, met respect, een gelijkwaardig contact te laten ontstaan. Daar ben ik heel handig in, al zeg zelf. Maar bij u bleef ik daarin zoekende. Gaandeweg realiseerde ik mij, dat dit komt door uw oprechte aandacht en uw vermogen volledig u zelf te zijn, waarbij uw functie en uw persoonlijkheid naadloos in elkaar passen. Deze eigenschappen zorgen ervoor dat u in het contact ontwapenend bent. Een rebel is daardoor onmiddellijk rebel af. Er is immers niets om tegen te rebelleren.
De aarzeling hoe u aan te spreken ontstond ook door mijn vermoeden dat u er waarde aan hecht om met burgemeester aangesproken te worden. De waarde voor u hierin is dat de rollen en de bijbehorende aanspreektitels juist helpend zijn voor een goed contact. Dat goede contact is een voorwaarde om dienstbaar te kunnen zijn aan de mensen die u dagelijks ontmoet. Tegelijk begrijp u ook dat tutoyeren wel meer in deze tijd past.
Wellicht had ik u dus best met Ton kunnen aanspreken. Echter, wanneer ik dat deed was dat met enige schroom omdat ik denk te begrijpen dat u juist in de rol van burgervader met de bijbehorende titel het meest in uw element bent en juist dan betrokkenheid en gelijkwaardigheid kan tonen in spreken en handelen. Ik heb dat dat dus zelden gedaan, omdat het simpelweg niet nodig was om uw betrokkenheid en gelijkwaardig contact te ervaren.
Vanuit uw oprechte belangstelling en betrokkenheid heeft u aandacht en legt u contact. Daarbij is uw aanspreektitel waardevol en aanwezig omdat het geen afstand schept maar juist een krachtige warme nabijheid. Het is alsof u met uw titel en persoonlijkheid, een arm om de samenleving heen slaat. Dus alle credits hiervoor komen u toe.
Uiteindelijk vond ik een vorm die mij voor goed voelde, een samenvoeging van uw titel en de innemende persoon die ik ontmoete.
Dag burgemeester, dag Ton.
Hans van Zwolle