Op de een of andere manier heeft de rooklobby het voor elkaar gekregen roken stoer te maken. In plaats van de sigarettenfabrikanten levenslang in de gevangenis te zetten wegens massamoord hebben we jaren lang goed gevonden dat ze een stoere cowboy in de prairie een sigaretje lieten opsteken.
Die cowboy is overigens gestorven aan de een of andere kanker in verband met roken.
Terwijl de sigarettenmakers al lang wisten dat je dood gaat van roken (in Salland zijn 10.000 rokers chronisch ziek) gaven ze roken een stoer imago. Daarom was het vroeger een uitzondering als je als man niet rookte. Maar mannen, dat is nog maar vijftig procent van de samenleving. Dus werd er ook een campagne bedacht voor vrouwen. Met speciaal voor hen bedachte sigarettensoorten. Voor de vrouw werd roken gezien als een luxe toevoeging aan je leven. Kopje thee met een taartje in de lunchroom en dan een sigaretje erbij. Een betaalbare manier om luxe te lijken: wie wil dat nu niet.
Dat historische perspectief zorgde er in de jaren zestig en zeventig voor dat drie op de vier mannen rookte en bijna de helft van de vrouwen. Als je de rookwaar erg verslavend maakt, stoppen de meeste rokers pas als ze dood gaan.
Dat imago van stoerdoenerij is vandaag de dag nog steeds niet om zeep geholpen. Bijna iedere jongere probeert wel eens een sigaretje. Het schijnt dat minder dan een procent van de Sallanders níet een keer een sigaretje geprobeerd heeft.
De verslaving doet de rest.
Het is daarom volgens verslavingsdeskundigen van het grootste belang dat roken snel een ander imago krijgt. Rokers willen graag met respect behandeld worden. Nou dat kan: je ruïneert je eigen lichaam, maar ook dat van anderen. Meeroken veroorzaakt immers ook kanker. (Zeg dat maar eens tegen een roker op het terras…: “Ik mag toch zelf weten waar…”)
Verslavingsdeskundigen zouden daarom het liefst roken uit het zicht hebben. Want zolang het roken nog als stoer gezien wordt, verleid je anderen als je in het zicht rookt. Daarnaast is roken úit het zicht natuurlijk helemaal niet stoer.
Wat is eigenlijk de argumentatie achter de gedachte dat rokers wél nog onder andermans adem mogen roken?